Ā
Weerlegging van deĀ 3 beste argumenten
tegen het christendom vanuit de Islam
deel 2
In het eerste deel van deze serie van, volgens moslim apologeten, de 3 beste argumenten tegen het christendom vanuit de Islam, keken wij naar het argument tegen de inspiratie van de Thora, oftewel de Pentateuch. In dit deel zullen wij de argumenten tegen de Evangeliƫn bekijken en onder de loep nemen. Moslims weten dat als zij de Thora en Evangelie in diskrediet kunnen brengen zij effectief tegen het christendom kunnen beargumenteren. Dit omdat de Koran lovend over de Thora en Evangelie spreekt. En omdat de Koran dat doet hebben moslims natuurlijk een probleem: Als het waar is wat de Koran over de Thora en Evangelie zegt, namelijk, dat zij in de tijd van Muhammad nog geinspireerd waren, terwijl de Koran moderne moslimapologeten tegenspreekt, dan kan de Koran niet waar zijn. Moslims weten dit en doen er dan ook alles aan om deze twee bronnen in diskrediet te brengen. De geloofwaardigheid van hun hele religie hangt ervan af.
De inspiratie van de Evangeliƫn
Als zij dus slagen in het ondermijnen van de geloofwaardigheid van de tekst van de Thora en Evangelie, dan wanen zij de baan vrij voor de Koran als Gods woord en Muhammad als een legitieme profeet. Hun case tegen het Evangelie luidt als volgt:
āPunt 2;
Hoe kunnen de vier evangeliĆ«n geĆÆnspireerd zijn als we niet eens weten welke verzen behoren tot de evangeliĆ«n en uit welke tekst de vier evangeliĆ«n zijn opgemaakt. Hoe kan een tekst geĆÆnspireerd zijn als we niet weten wat er wel in hoort en wat niet?
- De doxology in matteus 6;13 is een toevoeging.
- Marcus 7;16, Matteus 23;14, Acts 8;37, Johannes 7;53-8;11, 1 johannes 5;7, acts 28;29, Matteus 17;21, Openbaringen 1;8 en 1;11 (de eerste en de laatste) zijn vastgestelde en alom geaccepteerde toevoegingen.
- Johannes 9;38 waarin staat dat Jezus aanbeden werd ontbreekt in p75, Codex Veronsis en Codex Sinaiticus.
- Johannes 5;4 ontbreekt in vele vroege manuscripten. Robertson word schrijft het volgende; āAll of this verse is wanting in the oldest and best manuscripts like Aleph B C D W 33 Old Syriac, Coptic versions, Latin Vulgate. It is undoubtedly addedā.
- Marcus 16;9-20 is een mogelijke toevoeging zelfs de conservatieve geleerde F.F Bruce geeft aan dat het een toevoeging is.
- Lucas 23;34a waarin Jezus een smeekbede doet voor zijn vijanden deze ontbreekt in p75, Codex Vaticanus en Codex Bazae. Volgens de website van christenapologeet James White is dit een toevoeging aan het geschrift van Lucas.
- Matteus 21;44 is een mogelijke toevoeging. Deze ontbreekt in p104 de vroegste manuscript, tevens in de codex Bazae en andere vroege manuscripten.
- Lucas 22;43-44 is een mogelijke toevoeging. De verzen ontbreken in enkele van de vroegste manuscripten. Volgens tekst criticus Bart d.Ehrman valt het moeilijk te bepalen of het een toevoeging is, het bewijs dat het een toevoeging is weegt volgens Ehrman zwaarder dan dat het geen toevoeging is.
De inluidende vraag is er een die getuigt van onwetendheid. Het gaat er zomaar vanuit dat wij niet weten wat de tekst van het NT is. Als eerst is het nogal pretentieus te denken dat een tekst met variante lezingen niet geinspireerd kan zijn. Als men dit wil volhouden zal men de Koran ook als ongeinspireerd moeten zien, omdat de Koran ook variante lezingen kent.
Als tweede is het geschat dat de tekst van het NT voor 95% hersteld is naar zijn originele staat. Ā [1]Ā Volgens manuscript geleerden Wescott en Hort komt het zelfs neer op 1 duizendste van de tekst waar er enige twijfel over bestaat wat de authenticiteit betreft. [2]Ā De plaatsen waar overige 5% van de variante lezingen geen duidelijk uitsluitsel geven betreft het geen enkele doctrine van de Bijbel. Je leest het goed: Geen enkele essentiĆ«le doctrine van de Bijbel wordt aangetast door de variante lezingen in het Nieuwe Testament. [3]Ā Met andere woorden: De 95% van de tekst waarvan wij kunnen zeggen dat die hersteld is tot de originele lezing beslaat essentiĆ«le doctrines van de Bijbel. De 5% waarvan de manuscript traditie geen duidelijk uitsluitsel geeft, en waar moslim apologeten zoveel heisa over maken, ondermijnt geen enkele essentiĆ«le doctrine.
Als derde weten wij wel degelijk welke teksten in het Evangelie horen: Het is of lezing A of lezing B. Het was een heel ander verhaal als wij teksten misten die in de Evangeliƫn thuishoorden. Maar dat is niet het geval.
Als vierde is het heel ironisch dat de moslim apologeten zeggen dat wij zogenaamd niet zouden weten welke teksten in de Evangeliƫn hoorden en welke niet alleen om vervolgens dezelfde moslims te zien opsommen welke teksten niet in het de Evangeliƫn horen nota bene met de data die christelijke tekstcritici hun hebben voorgeschoteld. Maar toch volhouden dat diezelfde tekstcritici geen idee hadden hoe de tekst van de Evangeliƫn er oorspronkelijk uit heeft gezien.
Als vijfde, de vraag is niet zozeer wat christenen met de 5% van de teksten doen waarvan wij niet zeker zijn welke lezing de originele lezing is (dus of lezing A of lezing B), maar wat de moslim apologeet doet met die 95% van de tekst waarvan wij kunnen zeggen dat het de originele lezing is! Het zijn juist deze onbetwiste teksten die onmiskenbaar in het NT horen en de Koran tegenspreken. Al zouden de moslims succesvol zijn in het ondermijnen van die 5% van de ābetwiste tekstā van het NT, dan nog zou dat niets uithalen omdat de 95% onbetwiste tekst de Koran als een vals document aanklagen. Het beste dat een moslim apologeet kan inbrengen is dat die 5% (die, nogmaals, geen enkele hoofd doctrine van de Bijbel ondermijnt) wellicht niet geĆÆnspireerd is. Maar die 5% potentieĆ«l ongeinspireerde tekst zegt niets over de 95% onbetwiste en geĆÆnspireerde tekst waarmee de moslim apologeet hoe dan ook te kampen heeft.
Als zesde moeten wij stilstaan dat de getallen 95% vs 5% het gehele Nieuwe Testament beslaat, niet slechts het Evangelie. De meeste betwiste teksten bevinden zich buiten de Evangeliƫn. Dus de tekst van de Evangeliƫn zijn nog beter vertegenwoordigd dan de rest van het NT.
Als zevende, om maar aan te geven hoe stabiel de tekst van het NT is: Al de papyrus manuscripten (de oudste manuscripten die wij bezitten) zijn ontdekt in de laatste 150 jaar. Daarvoor waren ze ons niet bekend. Maar met al die vroege manuscripten die zijn ontdekt is er niet 1 nieuwe lezing van een tekst toegevoegd aan de manuscript traditie. (Codex Bezae is geen papyrus manuscript. Maar daarover later meer) Dat wil dus zeggen dat iedere tekst in de oudste manuscripten al vertegenwoordigd was in de latere manuscripten. Denk even na wat dit inhoudt: dit houdt in dat de tekst tussen de oudste manuscripten (uit de oudheid) en de latere manuscripten (uit de middeleeuwen)Ā nauwelijks is veranderd en wij precies weten hoe de tekst er al die tijd uit heeft gezien. Ja, hier en daar waren er een aantal verzen toegevoegd door kopiisten van latere manuscripten, maar die toevoegingen kunnen wij elimineren door de oudste manuscripten met de latere manuscripten te vergelijken. En, het belangrijkste, wij weten dus ook hoe de tekst van de EvangeliĆ«n (en de Thora) eruit hebben gezien in de tijd van Muhammad!
De ironie van vermeende Islamitische profetie in de Bijbel
Wat dit allemaal extra ironisch maakt is dat dezelfde moslim apologeten die de tekst van de Bijbel proberen te ondermijnen zich in allerlei bochten wringen om vermeende profetieƫn over hun profeet in de Bijbel te rechtvaardigen. En zij moeten wel, omdat hun Koran hen dwingt hem in de Bijbel te vinden op basis van Koran 7:157 en Koran 2:146. Maar volgens hen weten wij niet welke verzen uit de Bijbel wel authentiek zijn en welke niet. Deze schizofrene houding ten opzichte van de Bijbel hebben moslims maar al te vaak: aan de ene kant het proberen de bron te ondermijnen, maar tegelijkertijd je erop beroepen als bewijs voor jouw positie.
Hoe dan ook, wij weten welke teksten origineel zijn en welke waarschijnlijk niet vanwege de vele manuscripten die wij hebben. Het is juist vanwege de vele informatie in de ruim 5800 manuscripten dat wij van de variante lezingen weten en precies kunnen zeggen welke teksten origineel zijn en welke niet. Het is ook daarom dat de moslim apologeten deze bovenstaande opsomming hebben kunnen maken. Laten we nu kijken naar de punten die worden aangedragen:
Voorbeeld nummer 1: āDe doxology in matteus 6;13 is een toevoeging.ā
Dat is juist. Het gebed is naar alle waarschijnlijkheid niet beƫindigd met de woorden in vers 13 maar met de woorden in vers 12. Wat veranderd dit aan de betekenis van de tekst? Helemaal niets. En ook hier geldt: Hoe weten zij trouwens hiervan? Vanwege de manuscript traditie die dit uitwijst en de christelijke tekstcritici dit hebben bekendgemaakt.
Voorbeeld nummer 2: āMarcus 7;16, Matteus 23;14, Acts 8;37, Johannes 7;53-8;11, 1 johannes 5;7, acts 28;29, Matteus 17;21, Openbaringen 1;8 en 1;11 (de eerste en de laatste) zijn vastgestelde en alom geaccepteerde toevoegingen.ā
Ook dit klopt. Maar daarmee is niet alles gezegd. Het zit hem in de informatie die wordt achtergehouden:
Marcus 7:16 is weliswaar niet origineel in Marcus 7:16, maar is waarschijnlijk overgenomen van Marcus 4:9 en 4:23 die wel origineel zijn.
Mattheus 23:14 is niet origineel in Mattheus 23:14, maar deze woorden zijn wel genoteerd in Marcus 12:40 en Lukas 20:47 die wel origineel zijn.
Handelingen 8:37 is geen evangelie, echter deze condities van Filippus zie je ook in Romeinen 10:9-10 en Johannes 20:31, die wel origineel zijn.
Johannes 7:53-8:11 is, samen met Marcus 16:9-20, een van de 2 grootste tekstuele varianten (beide 12 verzen) die het NT kent. Omdat het in een paar manuscripten te vinden is op verschillende plekken in het Evangelie van Johannes, en in een paar gevallen zelfs in het Evangelie van Lukas, is men van mening dat Johannes dit niet origineel geschreven heeft. Het is dus inderdaad niet origineel van Johannes en een aantal geleerden geven aan dat dit waarschijnlijk een mondelinge traditie is geweest die in de tekst gekropen is vanwege de vroege en wijdverspreide aanwezigheid van de tekst in de manuscript traditie.
1 Johannes 5:7 is ook geen evangelie, maar dat is een tekst die tot de 16eĀ eeuw in geen enkele Griekse manuscript is gevonden en dus ook niet origineel is. De drie-eenheid is dus tot aan de 16eĀ eeuw verdedigd zonder dat men ook maar 1 keer aanspraak gemaakt heeft op die tekst en is er dus ook duidelijk niet afhankelijk van.
Handelingen 28:29 is wederom geen evangelie, maar komt ook niet voor in de vroege Griekse manuscripten, alleen in vroege vertalingen. Dit vers betreft slechts een anekdote om een brug te slaan tussen vers 28 en 30.
Matteus 17:21 is ook niet origineel in Matteus, maar wel in Marcus 9:29 in een kortere versie waar de woorden āen vastenā worden weggelaten.
In Openbaring 1:8, weer geen Evangelie, is de kortere lezing zonder āhet begin en het eindeā beter vertegenwoordigd in de oudere manuscripten. Echter, dezelfde woorden āhet begin en het eindeā zijn wel aanwezig in alle manuscripten en dus ongetwijfeld origineel in Openbaring 21:6 en 22:13.
Hetzelfde geldt voor Openbaring 1:11. De woorden āik ben de Alfa en Omega, de eerste en de laatsteā ontbreken weliswaar in de oudste manuscripten n 1:11, maar zijn aanwezig in alle manuscripten in Openbaring 21:6 en 22:13.
Zo zien we in alle gevallen behalve een (Joh 7:53-8:11) dat waar er in een schriftgedeelte een variante lezing van is in een ander schriftgedeelte onbetwist is, of dat het slechts een anekdote betreft in een verhaal die, zelfs als weggelaten, de tekst niet verandert, zowel in de direkte context of van de algehele context.
Voorbeeld nummer 3: āJohannes 9;38 waarin staat dat Jezus aanbeden werd ontbreekt in p75, Codex Veronsis en Codex Sinaiticus.ā
Ook dit klopt, maar ook daarmee is niet alles gezegd. Dit wordt aangekaart alsof dit de enige tekst is waar Jezus aanbeden wordt. En dit wordt dan ook aangehaald alsof men wil zeggen dat omdat deze tekst later is toegevoegd Jezus niet aanbeden zou worden in de Evangeliƫn. Jezus wordt op andere plaatsen aanbeden, welteverstaan Lukas 24:52, Marcus 5:6, Mat 14:33, Mat 28:9. En nogmaals, hoe weet de moslim apologeet dit? Omdat wij open en eerlijk zijn met onze bronnen. Dat is nog iets heel anders met de Koran, iets dat later bij Punt 3 zal blijken.
Voorbeeld nummer 4: āJohannes 5;4 ontbreekt in vele vroege manuscripten. Robertson word [sic] schrijft het volgende; āAll of this verse is wanting in the oldest and best manuscripts like Aleph B C D W 33 Old Syriac, Coptic versions, Latin Vulgate. It is undoubtedly addedā.ā
Het komt niet voor in de vroegste manuscripten en wanneer het verschijnt in de latere manuscripten is het vergezeld met een āobeliā (asteriks) dat duidt op een toevoeging. Iedere goede vertaling (bijv de NBV) zal daarom Ć³f dit vers niet bevatten, Ć³f het wel bevatten maar aangeven met een voetnoot dat deze tekst niet voorkomt in de vroegste manuscripten. Soms als men een oud manuscript kopieerde had de auteur van dat manuscript wel eens aantekeningen gemaakt, commentaar of uitleg van een passage. Als kopiist kon men vaak niet de auteur van dat manuscript raadplegen om na te gaan of die tekst bij het manuscript hoorde of dat het slechts een aantekening was. Kopiisten namen daarom altijd het zekere voor het onzekere en kopieerden alles in dat manuscript, dus ook het commentaar. En zo kwamen vaak commentaren en aantekeningen in de tekst van het NT. En dit lijkt op het eersteĀ gezicht iets ergs. Maar dat houdt dus in dat juist omdat men de gewoonte had alles in een manuscript mee te kopiĆ«ren en niets weg te laten, dat dus wil zeggen dat de originele lezingen ook meegekopiĆ«erd werden en niet verloren zijn gegaan [4], iets dat de moslim apologeten iedereen maar al te graag wijs wil maken. En met de ontdekking van de vroege manuscripten werden dit soort toevoegingen alĀ gauw ontdekt en bleken definitief niet origineel. Maar ook hier wijst de manuscript traditie van het NT precies uit of het vers origineel is of niet, hiermee onderscheid makend tussen wel geinspireerd of niet geinspireerd. Overigens, ook dit vers betreft slechts een anekdote.
Voorbeeld nummer 5: āMarcus 16;9-20 is een mogelijke toevoeging zelfs de conservatieve geleerde F.F Bruce geeft aan dat het een toevoeging is.ā
De tekst van Marcus 16:9-20 is zoals eerder aangegeven, samen met de Pericope Adulterae in Johannes 7:53-8:11, de grootste variant die het NT kent. Het Evangelie van Marcus eindigt waarschijnlijk bij vers 8. De kopiist heeft waarschijnlijk gedacht dat dit een te abrupte einde was en het vervolg kennende van andere EvangeliĆ«n heeft hij die aangevuld met zijn commentaar (zie voorbeeld 4 hiervoor) en heeft hij het einde van Marcus aangevuld met wat hij in de andere EvangeliĆ«n en Handelingen vond. Zo zien wij de volgende paralellen: de verschijning aan Maria (16:9) van Johannes 20:11-17, haar verslag aan de discipelen (16:10) van Lucas 24:10 en Johannes 20:18, hun ongeloof in 16:11, ook terug te lezen in Mattheus 28, Lucas 24 en Joh 20, de verschijning aan de EmaĆ¼sgangers (16:12) uit Lukas 24:13-15, hun ongeloof in 16:13 geimpliceerd uit diezelfde tekst, Jezusā verschijning na zijn opstanding (16:14) te vinden in Lucas 24:36-49, de uitzending (16:15-16) gebaseerd op Mattheus 28:19-20 met de nadruk op de doop, de belofte van de tekenen die ongelovigen zouden volgen overgenomen uit verschillende gebeurtenissen in Handelingen (tongen, Hand 2:4; 10:46, bescherming tegen giftige slangen, Hand 28:3-6), de hemelvaart (16:19) gebaseerd op Lukas 24:50-53 en de laatste vers (16:20) gebaseerd op Handelingen. We vinden dus hier ook weer verzen die weliswaar niet origineel zijn in de betreffende tekst, maar wel te vinden zijn op andere plaatsen in het NT die ongetwijfeld origineel zijn. En het is ook niet alsof F.F. Bruce de authenticiteit van de tekst van het Nieuwe Testament in twijfel trok. [5]
Voorbeeld nummer 6: āLucas 23;34a waarin Jezus een smeekbede doet voor zijn vijanden deze ontbreekt in p75, Codex Vaticanus en Codex Bazae. Volgens de website van christenapologeet James White is dit een toevoeging aan het geschrift van Lucas.ā
Hierover zijn de meningen inderdaad verdeeld. Sommige geleerden opperen dat dit origineel is, anderen weer niet. Het is wel vertegenwoordigd in Codex Siniaticus, de Ephraemi Rescriptus, Hegesippus en de Diatessaron (een compilatie van de 4 EvangeliĆ«n uit 160-170 AD). Beide kanten van het argument hebben dus sterk bewijs voor hun positie. Hoe dan ook, de woorden van de Heer Jezus doen sterk denken aan de woorden van Stefanus in Handelingen 7:60. De laatste woorden van Stefanus (7:56, 59) lijken ook sterk op de woorden van de Heer Jezus in Lukas 22:69 en 23:46. Dit lijken paralel verzen waar Stefanus deĀ houding van zijn Heer lijkt over te nemen en zo net als zijn Heer zijn veroordelers vergeeft. Echter, ook hier dienen wij twee dingen in ogenschouw te nemen: ten eerste is het van belang dat men in het achterhoofd houdt dat het hier ook niet om een essentiele doctrine gaat dat staat of valt met deze tekst. Is het goed om te weten of de tekst origineel is? Tuurlijk. Is het van essentieel belang? Nee. Ten tweede, de compassie van de Heer Jezus is ook op andere plekken goed vertegenwoordigd en ook de discipelen van de Heer zijn ons voorbeeld. Al wil men volhouden dat Jezus niet die woorden gesproken heeft, men kan er niet omheen dat Stefanus die woorden wel heeft gesproken en daarmee de gedachtegoed en houding van de eerste christenen, zoals aan hen geleerd door hun Heer, uitgedragen heeft.
Voorbeeld nummer 7: āMatteus 21;44 is een mogelijke toevoeging. Deze ontbreekt in p104 de vroegste manuscript, tevens in de codex Bazae en andere vroege manuscripten.ā
Kan goed zijn dat dit vers niet origineel is in Mattheus, maar dat de kopiist, bekend met dit verhaal uit het Evangelie van Lukas, dit heeft toegevoegd voor de compleetheid als harmonisatie. Dit vers in Matt 21:44, refererend naar Psalm 118:22-23, is waarschijnlijk overgenomen van Lukas 20:18, dat wel origineel is.
Voorbeeld nummer 8: āLucas 22;43-44 is een mogelijke toevoeging. De verzen ontbreken in enkele van de vroegste manuscripten. Volgens tekst criticus Bart d.Ehrman valt het moeilijk te bepalen of het een toevoeging is, het bewijs dat het een toevoeging is weegt volgens Ehrman zwaarder dan dat het geen toevoeging is.ā
Dat is waar, maar ook hier is weer meer over te zeggen. Zoals hier terecht wordt gezegd, is het een mogelijke toevoeging waar men geen sluitend bewijs voor of tegen heeft. Er is goed manuscript bewijs voor en goed manuscript bewijs tegen de inclusie van deze tekst. Maar haal je de tekst weg verandert het niets van belang aan het Evangelie of het verhaal van het lijden van de Heer. Dit is wederom een anekdote. Het betreft weer geen essentiƫle leer van de Bijbel.
Dan worden er nog eens twee verwoede pogingen gedaan om nog meer verschillen aan te tonen in de manuscript traditie van de Evangeliƫn:
āDaarnaast zijn er opmerkelijke verschillen waar te nemen in de manuscripten;
- In Marcus 1;41 staat in de onze huidige Bijbel en in de meeste manuscripten dat Jezus medelijden kreeg met de verstoten melaatse. In de Codex Bazae [sic] echter dat ondersteund wordt door drie Latijnse manuscripten wordt aangegeven dat Jezus geen medelijden had maar juist boos werd. In het Grieks is het een verschil tussen de woorden Splangnistheis en Orgistheis. (Bart d.Ehrman, evolutie van de Bijbel, 150).
- In Johannes 1;18 bestaan er vier variaties. Sommige manuscripten lezen āthe only begotten Godā, terwijl anderen zeggen āOnly begotten Sonā. Het is duidelijk dat dit twee geheel verschillende lezingen zijn.Ā Zodoende een boek waarvan de lezing niet duidelijk is en onderlinge vele verschillen heeft (zie johannes 1;18 en marcus 1;41 of matteus 19;9, johannes 20;28) kan in onze optiek nooit het woord van God zijn of geĆÆnspireerd door God.āā
Deze āopmerkelijke verschillenā blijken niet zo opmerkelijk te zijn als men voordoet. Wat opmerkelijk is is dat Marcus 1:41 wordt aangedragen als opmerkelijk terwijl de variant (Orgistheis – kwaad) een zwakke manuscript traditie kent. Zoals aangegeven is de eerste en enige Griekse manuscript die orgistheis bevat Codex Bezae. Codex Bezae (5eĀ eeuw) staat bekend als een Grieks manuscript met allerlei vreemde lezingen die uniek zijn aan Bezae. Terwijl Splangnistheis (compassie) in alle overige Griekse manuscripten voor Bezae en na Bezae te vinden is. Het is dus bijna onmogelijk dat orgistheis, de lezing van Bezae, de originele lezing is. Ten tweede is het niet zo dat de Heer Jezus nooit kwaad werd. We zien hem boos worden in Marcus 7:34, Johannes 11:33 en 38. Als laatste, wat is er zo opmerkelijk aan de lezing? De Heer Jezus, als profeet die wist wat er in het hart van die melaatse omging, had vast geweten wat de man zou doen als hij hem zou genezen. De Heer Jezus had de man nog zo gezegd dit niet rond te bazuinen (vers 43-44), het voor zichzelf te houden. Maar de man ging toch doen wat de Heer zo gezegd had niet te doen en zo wist men dat de Heer Jezus in contact was geweest met een melaatse. En wat is de wet op melaatsheid? Een melaatse moest in isolatie leven en iemand die in contact met een melaatse kwam was ook in gevaar melaats te worden en diende ook in isolatie te leven. En als direct gevolg dat de man zich niet kon inhouden was de Heer, die tot dan toe in de drukke steden het Evangelie vrij predikte, gedwongen zijn missie voort te zetten in de achterwegen waar nauwelijks iemand kwam. Die man haperde dus zijn missie. Is het dan zo opzienbarend dat de Heer boos op de man was? Beide lezingen zijn dus gegeven de context plausibel, dat de Heer compassie had met de man of dat hij boos was op de man. Echter, wat het manuscript bewijs betreft is het zo goed als uitgesloten dat orgistheis de originele lezing is.
De tweede tekst uit Johannes 1:18 is ook niet een tekst waarvan men niet zou weten of die wel of niet behoort tot het origineel. Om te beginnen heeft die tekst maar twee varianten aangezien de derde variant het verschil is tussen wel of geen lidwoord in de tekst. Een aantal manuscripten lezen āmonogenes houiosā (eniggeboren Zoon) en een aantal manuscripten lezen āmonogenes Theosā (eniggeboren God). Al zijn beide lezingen vroeg, de lezing āmonogenes Theosā heeft de een manuscript getuige dat beduidend beter is dan āmonogenes houiosā. [Theos: P66, P75, Codex Sinaiticus, Codex Vaticanus, Efraimi Rescriptus. Houios: Codex Alexandrinus, Washingtonianus]Ā En ook hier geldt, de originele lezing is of lezing A of lezing B. Maar ongeacht wat de originele lezing is, het Evangelie van Johannes zelf getuigd dat Jezus God is en dat Jezus de Zoon is in vele andere teksten dan in Johannes 1:18. De lezing āmonogenes Theosā is gerechtvaardigd omdat Johannes Jezus introduceert als āTheosā in Johannes 1:1 en als āmonogenesā in Johannes 1:14. De lezing āmonogenes houiosā is gerechtvaardigd omdat Jezus op meerdere plaatsen in het Evangelie van Johannes āHouiosā wordt genoemd. Hoe dan ook contextueel hebben beide lezing valide grond op originaliteit. Qua manuscript bewijs heeft āmonogenes theosā een betere getuigenis de originele tekst te zijn dan āmonogenes houiosā en is dat waarschijnlijk ook de originele lezing.
Geen van deze varianten zijn reden voor het in twijfel trekken van de inspiratie van het Nieuwe Testament. [6]Ā Niemand beweert dat de kopiisten geinspireerd waren. De originele tekst is geĆÆnspireerd. Het enige dat de moslim apologeet kan zeggen is dat die betreffende teksten die latere toevoegingen blijken niet geinspireerd zijn. De moslim apologeet kan dat niet zeggen over de teksten die niet in dispuut staan. En ondanks het luide geroep van de moslim apologeten dat āwij niet weten welke teksten origineel zijn of nietā blijkt dat de moslim apologeet precies die teksten kan aanwijzen die misschien niet origineel zijn op basis van de tekstuele varianten. Maar ook hier geldt dat de manuscript traditie van het NT uitwijst welke teksten waarschijnlijk zijn toegevoegd en welke waarschijnlijk origineel zijn.
In het volgende deel gaan we in op de beweringen die worden gemaakt aangaande de Koran. We zullen zien dat, wanneer wij dezelfde maatstaf hanteren die de moslim apologeten gebruiken voor de Bijbel, de Koran ook geen geĆÆnspireerde tekst kan zijn.