Verschillen we zoveel van een foetus
dat het hun dood rechtvaardigt?
Een eerlijk abortusdebat kent evenveel ruimte voor het bepalen van de rechten van geboren- en ongeboren leden van het menselijk ras. Dat pasgeboren baby’s niet mogen worden gedood is helder, maar over het leven in de baarmoeder bestaat een cruciaal verschil van mening. Volgens de één is het al een kind terwijl de ander niets meer ziet dan een klomp cellen.
Het abortusdebat is breder dan waar we ons nu op richten, maar al die complexe kwesties (zoals zelfbeschikking, keuzevrijheid en wenselijkheid) worden aangestuurd door het antwoord op de vraag of geboren- en ongeboren leven dezelfde aanspraak maken op de toekomst die voor ze ligt.
We kunnen de vraag ook anders stellen: staat het doden van een foetus gelijk aan het afnemen van de toekomst van een mens? Want als het een zakje cellen is, zonder recht op leven, zijn alle abortussen onschuldig. Is het wél leven dat bescherming verdient, dan levert abortus in veel gevallen grote ethische problemen op. Ook als het recht op zelfbeschikking van de vrouw hierin wordt meegewogen.
Om die vragen te beantwoorden moeten we bepalen wat het ongeboren leven in objectieve zin is. Laten we daarom kijken naar vijf belangrijke verschillen tussen een foetus en een baby om te bepalen wat het volledige bereik is van het menselijk ras. Zijn er verschillen die het doden van een foetus bespreekbaar maken, terwijl dat in het geval van een baby ondenkbaar is?
1. Mate van Afhankelijkheid
Sommige mensen zijn van mening dat een foetus jonger dan 24 weken zonder gewetensnood kan worden gedood omdat het nog niet zelfstandig buiten de baarmoeder kan overleven. Naast het feit dat de scheidslijn arbitrair wordt vastgesteld, doet ook de conclusie onredelijk aan. Een foetus van 23 weken heeft slechts een paar dagen nodig om het punt van zelfredzaamheid te bereiken. Gaan we werkelijk doen alsof die informatie ons niet tot wachten dwingt?
Stel dat een dierbare na een ongeluk in coma raakt. Er is nauwelijks hersenactiviteit en de persoon wordt in leven gehouden door machines. Wat als we nagenoeg zeker weten dat dit mens binnen 7 dagen weer volledig zelfredzaam wordt. Is het logisch dat we de stekker er dan toch uittrekken omdat de persoon nog niet op eigen houtje ademt? In het geval van een 23 weken oude foetus hebben we precies die mate van zekerheid. De dag van zelfredzaamheid komt eraan! Een dag waarop abortus in ons land niet meer is toegestaan.
Het is lastig om de intrinsieke afhankelijkheid van een foetus aan te dragen als criterium voor de doding ervan. Dat doen we ook niet met de afhankelijkheid die een driejarige heeft van volwassenen die bereid zijn het te voeden. Onze Abortuswet is hierdoor in strijd met simpele logica. Want het enige dat zo’n wettelijke grens doet, is de ongeboren mens kansloos maken in de race tegen haar ondergang. De geboren wereld hoeft slechts het tikken van de tijd in acht te nemen, zodat zij tot doding overgaat binnen de legale periode.
2. Formaat
Hoewel iedere embryoloog ons kan vertellen dat het individuele leven begint bij de bevruchting, valt niet te ontkennen dat het in die beginfase zo klein is dat het nauwelijks met het blote oog kan worden gezien. Klein en toch wetenschappelijk gezien menselijk. Het is soms moeilijk die allereerste vorm van menselijk leven te beschouwen als een kind die we onze zorg en bescherming verplicht zijn. Tegelijkertijd is het ondenkbaar dat iemands formaat ons een vrijbrief geeft voor het wegnemen van diens toekomst. De foetus groeit bovendien in veel kortere tijd van embryo tot volgroeide foetus, dan een baby erover doet om een volwassen formaat te krijgen. En dan nog groeit de ene verder dan de ander. Kleine mensen zijn niet minder mens dan iemand met een lang postuur. Daarom is formaat, hoe klein ook, geen legitieme reden om een embryo of foetus te doden.
3. Mate van Ontwikkeling
Veel mensen vinden dat een foetus nog zo onderontwikkeld is dat het niet als volwaardig mens kan worden gezien. De foetus heeft echter precies de mate van ontwikkeling die het op dat moment nodig heeft, zoals een meisje van twee volgens de natuur nog geen baat heeft bij een volledig ontwikkeld voortplantingssysteem. Geboren mensen die onderontwikkeld zijn, kunnen niet om die reden worden gedood. Zo ook de foetus niet, die iedere dag nieuwe progressie maakt. Het is bovendien niets anders dan een schijngebrek aan ontwikkeling. Het is namelijk niet zo dat de foetus al ergens had moeten zijn waar het op dat moment niet is en nooit zal komen.
Een tienjarig kind ziet er niet uit als een volwassene omdat het nog niet zo ver is. Dat geeft het echter niet minder recht op leven. Ook de foetus ziet er op haar beurt nog niet zo ontwikkeld uit als geboren mensen, puur vanwege de fase van leven waarin zij zich bevindt. Het is echter de vraag of dat in haar nadeel zou moeten werken bij het bepalen van haar recht op een toekomst.
4. Pijnbeleving
Er wordt weleens gesteld dat een foetus vóór week 20 niets voelt van de abortus. Dat kan zijn, maar ook dit is geen vrijbrief voor doding. Mensen die niets voelen omdat ze onder narcose zijn of in coma liggen, worden niet vanwege hun verminderde bewustzijn gedood. Een comapatiënt wordt pas opgegeven als alle hoop op herstel verdwenen lijkt, niet omdat de patiënt toevallig geen pijn kan ervaren. Daar komt bij dat het onzekere herstel van de comapatiënt niet geldt voor de foetus. Hoop op volledige ontwikkeling tot een mensenbaby stijgt wekelijks.
5. Locatie
Wanneer we de foetus niet als mens beschouwen omdat het nog moet worden geboren, zeggen we eigenlijk dat niets bestaat zolang je het niet ziet of hoort. De foetus bestaat echter wel degelijk en dat maakt het irrationeel om te veronderstellen dat het vijf minuten vóór de geboorte nog mag worden gedood. Biologisch gezien is er geen enkel verschil met een pasgeboren baby.
Voorstanders van abortus zijn natuurlijk vaak van mening dat het tijdens die laatste paar maanden al een kind is. Toch zijn er mensen die in de foetus geen volwaardig mens zien voordat deze als het ware is verwelkomd door de samenleving. Deze redenering leidt tot een wereldbeeld waarin bijvoorbeeld meisjes nog steeds kunnen worden gedood op het moment dat hun geboorte geen warm welkom opwekt bij de ouders, zoals in het huidige China en India. Consequente voorstanders van dit argument komen dan ook altijd uit bij infanticide, zoals de controversiële Amerikaanse filosoof Michael Tooley. Net als tegenstanders van abortus zien zij geen verschil tussen een foetus en een baby, maar ze ontkennen dat enkel je bestaan als onschuldig menselijk wezen recht op leven garandeert. Van die mensen moet je van alles hebben om dezelfde rechten als andere mensen te krijgen: zelfbewustzijn, pijnbeleving, ontwikkeling, sociale acceptatie, et cetera.
Verschillen tussen geboren mensen
Dit waren de vijf belangrijkste verschillen die kunnen bestaan tussen foetus en baby: Formaat, Locatie, Pijnbeleving, Mate van Ontwikkeling- en Afhankelijkheid. Op locatie na, kunnen al deze verschillen ook bestaan tussen geboren mensen onderling. In die gevallen is er nooit reden voor het doden van degene die onderdoet . Waarom zou dit wel moeten gelden voor een foetus, die het op al deze fronten aflegt tegen de geboren mens? Dat zou immers betekenen dat het is toegestaan om iemands (tijdelijke) aangeboren “zwakte” tegen haar te gebruiken. Misbruik van de verschillen maakt dat de sterkere mens de zwakkere als soortgenoot diskwalificeert.
De geschiedenis laat zien dat arbitrair vastgestelde verschillen vaker reden waren om soortgenoten te reduceren tot onvolwaardige wezens. Slavernij, de Holocaust en genocide zijn allemaal tragedies waarbij mensen werden vervolgd en gedood omdat ze anders waren.
Huidskleur en etniciteit zijn voor steeds minder mensen reden om een ander tekort te doen. Maar een groot deel van ons heeft nieuwe verschillen gevonden om leden van het menselijk ras te degraderen tot slechts potentiele mensen. Net zoals tijdens de slavernij, claimt men juridisch eigenaar te zijn van een ander, waarmee zij mogen doen wat ze willen: “Mijn plantage, mijn slaaf.”
Je Toekomst is je Leven
We hebben laten zien dat er verschillen zijn tussen foetus en baby, zoals die ook bestaan tussen tiener en volwassene. Dit zijn menselijke levensfasen die in elkaars verlengde liggen. Embryologen spreken bij de omschrijving van individueel menselijk leven dan ook dikwijls van een continuering of een proces dat begint bij bevruchting en eindigt in de dood.
Dat werpt een belangrijke gewetensvraag op: staat het wegvagen van een menselijke toekomst gelijk aan doding? Wij kunnen geen antwoord bedenken behalve ‘Ja, in alle gevallen’. Ook wanneer het moreel gezien de beste keus is, zoals bij levensbedreigende complicaties voor de moeder, blijft het mensendoding.
Het is een waarheid die geldt voor iedere fase van menselijk leven. Ongeacht of het wezen al ademt, denkt en voelt; ongeacht of het onderontwikkeld is of ongeboren. Zolang het toekomst heeft, leeft het en zolang het leeft, heeft het toekomst.
Wanneer we durven vaststellen dat het ongeboren leven beschikt over een tastbare toekomst, is de volgende stap dat mens te geven waar het niet om kan vragen maar wel recht op heeft. Dat dit niet altijd eenvoudig is, wordt door ons niet bestreden. Hoe je het ook wendt of keert: ongewenste zwangerschap leidt tot een keuze tussen twee kwaden. Als de ongeboren mens, die meestal als enige het risico loopt het leven letterlijk te verliezen, krijgt waar het recht op heeft, zal degene die hem of haar draagt – in een moreel gezonde samenleving – water bij de wijn doen en zo ruimte geven aan de toekomst van een uniek medemens.