De Zwarte Stenen uit de Oudheid
“…een gesneden beeld noch een
gewijde steen zult gij u oprichten…”
(Leviticus 26:1)
Onder historici is het bekend dat er in de Oudheid overal ter wereld stenen werden opgezet die vervolgens werden vereerd. Dit waren over het algemeen meteorieten die oude volkeren alleen konden verklaren met goddelijke mythes. Met name wanneer men deze meteorieten zag neerkomen vanuit de lucht, met al hun vuur en spektakel, kon men bijna niet anders dan grote hemelse waarde hechten aan zo’n buitenaards object.
De Bijbel liet toen al, duizenden jaren geleden, weten dat de verering van dergelijke stenen pure onzin is. God keurt deze afgoderij dan ook meerdere malen af in het Oude Testament.¹ Hieruit blijkt dat het bijbels gezien niets met God te maken heeft, hoewel ook de joden in een tijd leefden waarin men geen verklaring had voor deze “hemelse” stenen en de verering ervan verleidelijk was. Want welke reden had men 3000 jaar geleden om niet aan te nemen dat zo’n meteoriet een teken van God in de hemel was? De joden vonden die reden kennelijk in de openbaringen van de Enige God.
Inmiddels hoeft de mensheid zich niet meer af te vragen waar dergelijke stenen vandaan komen. Maar toch is er nog één grote religie die een dergelijk gebruik in stand heeft gehouden. Jaarlijks komen miljoenen moslims naar Mekka, een stad waar niet-moslims niet mogen komen, om daar de Kaaba te bezoeken met daarin de zwarte steen. Deze steen proberen ze aan te raken en/of te kussen in navolging van hun profeet. De heidense volkeren van Mekka gebruikten deze zwarte steen al eeuwen op dezelfde manier, zoals zoveel volkeren in die tijd en de eeuwen daarvoor. De toevoeging van dit gebruik aan de Islam heeft alles te maken met het feit dat Muhammad opgroeide in een samenleving waarin afgoderij hoogtij vierde.
De zwarte steen van Emesa
Overal ter wereld werden meteorieten en andere stenen vereerd en tot onderwerp van geloof gemaakt. In de huidige Arabische gebieden was dit niet anders. Historici noemen dit fenomeen dikwijls Baitylia afgeleid van het Semitische woord bethel (beth el: huis van God). We lichten slechts één van de vele voorbeelden uit met de zwarte steen van Emesa. Deze plaats wordt tegenwoordig Homs genoemd en ligt in Syrië. Men vereerde daar lange tijd de zonnegod Elagabal (El-Gabar).
Een Fenicische priester uit Emesa, genaamd Varius Avitus Bassianus (beter bekend als Elagabalus, vernoemd naar de god die hij aanbad) werd in de derde eeuw keizer van het Romeinse Rijk en liet een tempel bouwen waarin men een grote zwarte steen plaatste. Op de foto hiernaast ziet u deze steen afgebeeld in de tempel ter ere van de zonnegod El-Gabar op een oude Romeinse munt. Op de keerzijde staat Uranius Antoninus. Door de grote reikwijdte van het Romeinse imperium zijn overblijfselen van de verering van deze zonnegod zelfs aangetroffen in ons land, tijdens archeologische opgravingen.²
In het werk van de Romeinse historicus Herodianus werd al geschreven over deze Syrische cultus, die tot de belangrijkste religie werd verheven door de genoemde keizer:
“Zij waren priesters van de zonnegod, die hun landgenoten aanbaden onder de Fenicische naam Elagabalus. Een enorme tempel werd opgetrokken voor deze god, rijkelijk gedecoreerd met goud, zilver en dure edelstenen. Deze god wordt niet alleen aanbeden door de lokalen, maar alle aangrenzende heersers en koningen stuurden jaarlijks dure giften naar hem. Er staat geen door mensen gemaakt beeld in de gelijkenis van deze god in de tempel, zoals in Griekse en Romeinse tempels. De tempel bevat echter wel een grote zwarte steen met een puntige top en ronde onderkant in de vorm van een kegel. De Feniciërs geloven plechtig dat deze steen is neergedaald door Zeus; verwijzend naar bepaalde kleine figuren in het reliëf als zijnde een ruwe afbeelding van de zon. Uiteraard is dit wat zij erin willen zien.” ³
U merkt ongetwijfeld de overeenkomsten met de zwarte steen in Mekka. Ook moslims geloven namelijk dat hun zwarte steen door God zelf naar de aarde is gestuurd. Dit is de standaard verklaring van volkeren uit de Oudheid. Maar het is allesbehalve een mysterieus object voor de moderne mens. Deze meteorieten zijn dan ook overal ter wereld gevonden. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat God een bepaalde bedoeling heeft gehad met de steen die moslims graag kussen en aanraken tijdens hun pelgrimstocht naar Mekka. Moslims beschouwen het kussen en aanraken van deze steen overigens niet als verering of aanbidding. Of er daadwerkelijk sprake is van aanbidding laten we dan ook in het midden, te meer omdat het niet relevant is voor dit onderwerp daar het om een gemodificeerde praktijk van heidense oorsprong gaat.
Naast de zwarte steen van Emesa zijn er talloze andere meteorieten of stenen die men vereerde. Zo had je de steen van Dusares,⁴ de rode steen van een stad nabij Ghaiman en de witte steen van de Kaaba van al-Abalat nabij Tabala, ten zuiden van Mekka.⁵
Geen wonder dat Muhammad, die ermee opgroeide, deze (en vele andere) praktijken overnam van veelgodendienaren. Dat blijkt ook uit de woorden van Muhammad zelf: “O ‘Aisha! Als jouw volk niet nog dichtbij de pre-islamitische periode van onwetendheid was, zou ik de Ka’ba hebben ontmanteld en zou ik er twee deuren in hebben gemaakt: één ingang en één uitgang.”⁶ Muhammad geeft hier toe dat de Ka’ba en de pre-islamitische tijd met elkaar verbonden zijn.
Zelfs zijn eigen metgezellen wisten niet waarom ze deze steen moesten vereren. Ze waren natuurlijk wel bekend met dit gebruik, maar konden de vertaalslag naar het monotheïstische geloof in Allah ongetwijfeld maar moeilijk maken. Zo sprak de opvolger van Muhammad, Abu Bakr, de beroemde woorden: “Bij Allah, ik weet dat je een steen bent, waar geen goed of kwaad uit voortkomt. Als ik niet had gezien dat de Profeet jou aanraakte (en kuste) dan zou ik je nooit hebben aangeraakt (en gekust).”⁷
Conclusies
De God van Abraham, Isaak en Jacob wil niet dat stenen worden opgericht om speciale religieuze aandacht aan te geven. De Bijbel is daar duidelijk over. Zoals Abu Bakr zei: er zit geen waarde in. Die waarde zagen allerlei volkeren wereldwijd wel, vanwege de mysterieuze aard van de stenen. Als de Islam uniek zou zijn in het oprichten van een steen en het omkleden ervan met religieuze waarde, dan zou men wellicht in het midden kunnen laten wat de betekenis hiervan is. Maar gelet op de wijdverspreide traditie in de eeuwen voor de Islam en de sociologische verklaring voor deze gebruiken is er geen twijfel mogelijk: de Islam maakt tot op de dag van vandaag gebruik van een heidens object waarnaar men dagelijks vijf maal buigt zonder te weten waarom.
Referenties & Voetnoten
¹ Leviticus 26:1, Deuteronomium 16:22
² Dit betreft de ‘Altaarsteen Heliogabalus’ in Woerden
³ Herodian of Antioch, History of the Roman Empire (1961) vertaald door Edward C. Echols, pp.135-152. Boek 5, hoofdstuk 3, regel 4-5 (naar het Nederlands vertaald door Deo Volente NL)
⁴ Foto uit: The Aramaeans: Their Ancient History, Culture, Religion, Edward Lipiński pagina 601
⁵ Grunebaum, Gustav Edmund Von; Classical Islam: A History 600 A.D.–1258 A.D., pagina 24
⁶ Sahih al-Bukhari, boek 3 hadith 128 (naar het Nederlands vertaald door Deo Volente NL); link.
⁷ Sahih al-Bukhari, boek 26 hadiths 667, 675 en 679 (naar het Nederlands vertaald door Deo Volente NL); link naar 667.