Een cumulatieve case voor de Drie-eenheid
Deel II: het Nieuwe Testament
Dit is het vervolg van deel 1 van een cumulatieve case voor de drie-eenheid. In deel 1 hebben we gekeken naar wat de Tenach zegt over de God van Israël. Wij hebben passage na passage bekeken en ontleed om na te gaan wat er over het Wezen van God gezegd wordt. De passages geven soms op zichzelf, maar zeker allen bij elkaar, een overtuigende opsomming die ons vertelt dat de God van de Bijbel complex is in zijn eenheid. Kort samengevat hebben we gezien dat:
- Er maar één God is die echad is
- Deze ene God een persoonlijke naam heeft: YHWH
- Er ten minste 2 entiteiten, ofwel personen, zijn die beiden worden geïdentificeerd als YHWH
- De God van Israël de Enige is die men vreest te zien en waarbij men denkt te zullen sterven
- De Engel van YHWH degene is die men telkens ziet, waarna men meent te zullen sterven
- Er telkens een vermenging is in de tekst tussen de Engel van YHWH en YHWH zelf
- De wet van vertegenwoordiging geen legitieme verklaring is voor de behandelde teksten
- De Engel van YHWH telkens de God van de Bijbelse figuren wordt genoemd
Wanneer we al deze punten in ogenschouw nemen, is het geoorloofd, zelfs noodzakelijk, te concluderen dat de openbaring van Gods Wezen, zoals wij die vinden in de Tenach, serieus geweld doet aan de Unitarische theologie zoals beleden door de Joodse orthodoxie, moslims, Jehova’s getuigen en allen die zich conformeren aan de absolute eenheid van God, die ondeelbaar is in zijn Wezen. De teksten die behandeld zijn in deel 1 zijn niet te vereenzelvigen met de beweringen van Unitariërs, terwijl de openbaring die wij in de Tenach zien juist naadloos aansluit met de Trinitarische theologie over Gods Wezen. Daar deze theologie te vinden is in de Tenach zou niemand verbaasd moeten zijn als men dezelfde theologie vindt in het Nieuwe Testament. Sterker nog, de elementen die hierboven worden genoemd in de samenvatting zijn juist te verwachten en dus ook te vinden in het Nieuwe Testament met betrekking tot de Vader en de Zoon:
- Er is maar 1 God
- De Vader en de Zoon worden beide God genoemd
- De teksten van YHWH in de Tenach worden toegepast op de Vader en de Zoon
- Er is vermenging tussen de Vader en de Zoon
- De wet van vertegenwoordiging is hier duidelijk niet aan de orde
Hiermee is de theologie uit het Nieuwe Testament consistent met de theologie van de Tenach, de openbaring die Mozes, David, Jesaja, Zacharia en de andere profeten aan ons gegeven hebben en is de theologie van de Talmud, de Koran, de Jehovah’s getuigen en al de andere bewegingen of religies die de absolute eenheid van God propageren onjuist. Het is frappant dat deze Mal’ach YHWH erg aanwezig is in de voorgeschiedenis en de vroege geschiedenis van Israël, maar daarna steeds minder aanwezig is in de latere historie van Israël, waar hij nog maar een paar keer opduikt (Jesaja 37:36) of wordt genoemd (Zacharia 3:5-6; 12:8), om vervolgens volledig te verdwijnen in het Nieuwe Testament.
Mal’ach YHWH in het Nieuwe Testament?
Er is een reden waarom de Mal’ach YHWH volledig verdwijnt in de hoedanigheid zoals hij in de Tenach verschijnt aan de vaderen. Er is namelijk een profetie in Mal’achi 3:1 die het volgende zegt:
1 Zie, Ik zend Mijn bode, die voor Mij de weg bereiden zal. Plotseling zal naar Zijn tempel komen die Heere Die u aan het zoeken bent, de Engel van het verbond, in Wie u uw vreugde vindt. Zie, Hij komt, zegt de HEERE van de legermachten.
Maleachi is een van de laatste mensen die in Israël het ambt van profeet bekleedde. Ook bij hem zien we de vermenging tussen YHWH en Mal’ach YHWH. Hier zegt YHWH dat haAdon naar Zijn tempel komt. Het is een vaststaand feit dat de Tempel in Jeruzalem de Tempel is van de God van Israël en van niemand anders. Het is het heiligdom van de Eeuwige, maar toch spreekt YHWH hier over een ander aan wie de Tempel toebehoort. Daar komt bij dat het woord הָאָדוֹן (haAdon) in totaal 8 keer in de Tenach wordt gebruikt. De andere 7 keer dat dit woord gebruikt wordt, betreft het een referentie naar YHWH:
Exo. 23:17 Drie keer per jaar moet alles wat mannelijk onder u is, voor het aangezicht van הָאָדוֹן (haAdon) YHWH verschijnen.
Exo. 34:23 Alles wat onder u mannelijk is, moet drie keer per jaar verschijnen voor het aangezicht van הָאָדוֹן (haAdon) YHWH, de God van Israël.
Jes. 1:24 Daarom spreekt הָאָדוֹן (haAdon), YHWH van de legermachten, de Machtige van Israël:
Jes. 3:1 Want zie, הָאָדוֹן (haAdon), YHWH van de legermachten gaat van Jeruzalem en Juda wegnemen steun en stut
Jes. 10:16 Daarom zal הָאָדוֹן (haAdon), YHWH van de legermachten, zijn welgedane vorsten doen uitteren
Jes. 10:33 Zie, הָאָדוֹן (haAdon), YHWH van de legermachten, zal met geweld de takken afhouwen
Jes. 19:4 Ik zal de Egyptenaren overgeven in de hand van harde heren; een wrede koning zal over hen heersen, spreekt הָאָדוֹן (haAdon), YHWH van de legermachten.
Deze haAdon, de Heer, wordt niet alleen bij de titel genoemd die de Bijbel enkel op God toepast, maar wordt ook gestuurd door YHWH en krijgt ook nog eigenaarschap van de Tempel waarvan God zegt dat het Zijn huis is, het huis waarvan YHWH zegt dat Hij die speciaal gekozen heeft om zijn naam daar te vestigen. Waar hebben wij dit nog meer gezien? Aan het begin van zijn evangelie citeert Marcus precies deze tekst, wanneer hij zegt:
1 Het begin van het Evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God. 2 Het is zoals er geschreven staat in de profeten: Zie, Ik zend Mijn bode voor Uw aangezicht, die voor U uit Uw weg gereed zal maken, 3 en: De stem van iemand die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere gereed, maak Zijn paden recht. 4 Johannes kwam in de woestijn en doopte en predikte een doop van bekering tot vergeving van zonden. (Markus 1)
Hier zien we dat de Markus deze tekst toepast op Johannes als de bode, maar Jezus identificeert als degene voor wiens aangezicht de bode wordt gestuurd. Markus identificeert hiermee dus Jezus als haAdon, die plotseling naar zijn Tempel zou komen uit Maleachi 3. Niet alleen identificeert Markus Jezus als haAdon die naar zijn Tempel zou komen, maar hij identificeert Jezus als YHWH zelf door ook Jesaja 40:3 aan te halen waar er staat geschreven:
Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereid de weg van YHWH , maak recht in de wildernis een gebaande weg voor onze God.
Markus wijst naar Johannes als degene die hier de weg voorbereid. Volgens de profetie bereidt Johannes dus de weg voor YHWH. Echter zegt Markus dat het Jezus is voor wiens aangezicht Johannes is gestuurd en zo getuigt Marcus dus dat Jezus YHWH is wiens weg wordt voorbereid door de aangekondigde bode. Dit is niet de enige tekst waar Jezus wordt geïdentificeerd als YHWH doordat men in het Nieuwe Testament een zogehete YHWH-tekst toepast op Jezus. Dit gebeurt op een paar plekken in de Evangeliën en een aantal keer in de rest van het Nieuwe Testament. De apostel Paulus citeert in totaal 45 YHWH-teksten in zijn brieven en in slechts 12 van die 45 keren past hij de YHWH-tekst toe op de Vader. De rest van die teksten past hij toe op Jezus. Een paar extra voorbeelden zijn wel op z’n plaats.
Jezus als YHWH in het Nieuwe Testament:
We kunnen gerust stellen dat de teksten in de Tenach die over YHWH, de God van Abraham, Izaak en Jacob, spreken uitsluitend zouden kunnen en mogen worden gebruikt en worden toegepast op de God van Israël zelf. Die teksten mogen niet op wie dan ook anders dan Hem worden toegepast. Waarom is het dan zo dat de apostelen er geen enkele moeite mee hadden om deze YHWH-teksten toe te passen op Jezus (en de Geest, maar daarover later meer)? Zoals gezegd zijn er meer dan genoeg voorbeelden hiervan die we in dit deel zullen doornemen.
Jezus heeft één van de vele leringen doorgegeven aan de mensen die zich om hem heen hadden verzameld maar zij konden zichzelf er maar niet toe zetten om de boodschap aan te nemen. En Johannes schrijft:
37 Maar hoewel Hij zoveel tekenen in hun bijzijn gedaan had, geloofden zij niet in Hem; 38 opdat het woord van de profeet Jesaja vervuld werd dat hij gesproken heeft: Heere, wie heeft onze prediking geloofd en aan wie is de arm van de Heere geopenbaard? 39 Daarom konden zij niet geloven, omdat Jesaja verder gezegd heeft: 40 Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, opdat zij niet met de ogen zouden zien en met het hart inzien en zich bekeren en Ik hen zou genezen. 41 Dit zei Jesaja toen hij Zijn heerlijkheid zag en over Hem sprak. (Johannes 12)
Johannes geeft ons hier enorm veel inzicht in één van de meest prachtige teksten uit de Tenach, een tekst die ons een kijkje geeft in wat er in de hemel gebeurt aan de troon van de Allerhoogste God. Johannes citeert eerst Jesaja 53:1, de messiaanse profetie over het lijden van de Mashiach, waarna hij citeert uit Jesaja 6:10, het visioen van Jesaja waar hij een kleine glimp van een gebeurtenis in de hemel ontvangt. Daar zegt Jesaja:
1 In het jaar dat koning Uzzia stierf, zag ik Adonai zitten op een hoge en verheven troon, en de zomen van Zijn gewaad vulden de tempel. 2 Serafs stonden boven Hem. Ieder had zes vleugels: met twee bedekte ieder zijn gezicht, met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij. 3 De een riep tot de ander: Heilig, heilig, heilig is YHWH van de legermachten; heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid! 4 De deurpinnen in de drempels schudden door de stem van hem die riep, en het huis vulde zich met rook. 5 Toen zei ik: Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen en woon te midden van een volk met onreine lippen. Mijn ogen hebben namelijk de Koning, YHWH van de legermachten, gezien. (Jesaja 6)
Wederom moet er benadrukt worden dat de wet van vertegenwoordiging hier niet werkt. Niet slechts omdat het ook hier om een verschijning gaat, waar de wet van vertegenwoordiging nooit werkt, maar tevens omdat Johannes expliciet zegt dat Jezus degene is die Jesaja in zijn visioen gezien heeft. Toch zijn er Unitariërs die beweren dat Johannes 12:41 niet zegt dat Jezus YHWH is, omdat de tekst niet zegt dat Jezus gezien is in Jesaja 6, maar dat Jesaja Jezus gezien heeft in Jesaja 53:1. Deze uitleg is echter niet alleen oneigenlijk, omdat het zich zomaar zonder enige aanleiding beperkt tot de eerste citaat uit Jesaja 53 en het citaat uit Jesaja 6 volledig negeert, maar Johannes plaatst zijn commentaar juist na het citaat van Jesaja 6.
Johannes zegt, niet na het citaat van Jesaja 53 maar na het citaat van Jesaja 6, dat Jesaja van Jezus sprak en Zijn heerlijkheid gezien had. En feit is dat beide teksten, zowel Jesaja 53 (dat begint in Jesaja 52:13) als Jesaja 6, spreken over de heerlijkheid van Jezus. In Jesaja 6 staat in vers 1 dat “Adonai op zijn troon zit hoog en verheven”. En de woorden in vers 1 voor hoog en verheven zijn “רָם וְנִשָּׂא” (ram v’nisa). Deze woorden worden ook in Jesaja 52:13 gebruikt over de Messias, maar daar staat het uitgebreider. Daar staat er namelijk dat de Messias “יָרוּם וְנִשָּׂא וְגָבַהּ, מְאֹד” (yarum v’nisa v’gavah, me’od) is:
Niet alleen zal de Messias yarum zijn, maar hij zal ook nisa zijn.
Niet alleen zal hij yarum en nisa zijn, hij zal ook gavah zijn.
Niet alleen zal hij yarum en nisa en gavah zijn, maar hij zal dat allemaal zijn, me’od (ten zeerste)!
Wat een onnoemelijke verhoging van deze Knecht! Er is overigens maar een van deze twee teksten dat direct spreekt over de heerlijkheid van degene die gezien wordt en er is maar één tekst waar er sprake van is dat Jesaja iemand ziet en dat is de tekst van Jesaja 6, niet de tekst van Jesaja 53. Nergens uit Jesaja 53 blijkt dat Jesaja een visioen had of iemand gezien heeft. Echter, dat wordt expliciet gezegd door Jesaja in hoofdstuk 6. Dus wanneer Johannes zegt dat Jesaja iemands heerlijkheid gezien heeft dan is er maar één van de twee teksten die hiervoor direct in aanmerking komt en dat is Jesaja 6. En dus refereert Johannes specifiek naar Jesaja 6 als het visioen waar Jesaja de heerlijkheid van Jezus gezien heeft.
Overigens komt de combinatie “ram v’nisa” op slechts een andere plek in de Tenach voor. Dat is in Jesaja 57, en jullie mogen raden over wie die tekst spreekt:
15 Want zo zegt רָם וְנִשָּׂא (de Hoge en Verhevene), Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoge hemel en in het heilige, en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om levend te maken de geest van de nederigen, en om levend te maken het hart van de verbrijzelden. (Jesaja 57)
Degenen die willen volhouden dat Jezus niet wordt geïdentificeerd als YHWH uit de Tenach zullen niet om deze tekst heen kunnen en zullen met een gedegen alternatieve uitleg moeten komen om deze duidelijke woorden van Johannes iets anders te doen zeggen dan zij daadwerkelijk zeggen.
In een andere context heeft Jezus een dispuut met de religieuze leiders van Israël, nadat hij is binnengehaald in Jeruzalem als de Koning van Israël en de tempel gereinigd heeft van geldwisselaars en kooplieden op het tempelplein. De religieuze leiders moeten hier niets van hebben, maar wanneer zij zien dat ook kinderen hieraan meedoen is de maat vol:
12 En Jezus ging de tempel van God binnen en dreef allen die in de tempel verkochten en kochten naar buiten, en keerde de tafels van de wisselaars om en de stoelen van hen die de duiven verkochten. 13 En Hij zei tegen hen: Er is geschreven: Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden; maar u hebt er een rovershol van gemaakt. 14 En er kwamen blinden en kreupelen bij Hem in de tempel en Hij genas hen. 15 Toen de overpriesters en schriftgeleerden de wonderen zagen die Hij deed, en de kinderen die in de tempel riepen: Hosanna, de Zoon van David! namen zij Hem dat zeer kwalijk, 16 en zeiden tegen Hem: Hoort U wel wat deze kinderen zeggen? Jezus zei tegen hen: Ja. Hebt u nooit gelezen: Uit de mond van jonge kinderen en van zuigelingen hebt U voor Uzelf lof tot stand gebracht? 17 En Hij verliet hen en ging vandaar de stad uit naar Bethanië en overnachtte daar. (Mattheus 21)
De religieuze leiders van Israël probeerden Jezus dus aan te spreken om iedereen een halt aan te roepen en te stoppen het volk te misleiden. Dit moet stoppen vonden zij. Jezus was nu eenmaal niet de zoon van David, de Messias van Israel. Maar Jezus doet er nog een schepje bovenop. Om hen de mond te snoeren geeft hij hen een Schriftgedeelte om over na te denken. De tekst die hij citeert is Psalm 8:3 waar we het volgende lezen:
1 Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De Gittith’. 2 YHWH, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde! U Die Uw majesteit getoond hebt boven de hemel. 3 Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt U lof bereid, omwille van Uw tegenstanders, om de vijand en wraakzuchtige te laten ophouden. (Psalm 8)
Met deze tekst rechtvaardigt Jezus de daad van de kinderen die hem prijzen. Men wil wel eens tegenwerpen dat Jezus niet wordt geprezen als God en dat hier teveel in wordt gelezen. Maar dat is niet mijn punt noch is dat het punt dat Jezus hier maakt. Jezus zegt niet dat hij als God wordt aanbeden en ik zeg dat ook niet, want dat doen de kinderen ook niet en die waren zich daar ook niet bewust van. Jezus’ doel is om aan de religieuze leiders aan te tonen dat zij geen recht hadden hem te bekritiseren en aanstoot te nemen aan wat de kinderen deden. Dat deed Hij door hen te wijzen op een tekst die spreekt over de lof die YHWH heeft bereid voor Hemzelf uit de mond van kleine kinderen. Het argument hier is: de lof die ik krijg van kinderen, daar is over geschreven en deze tekst heeft betrekking op mij. Echter, wanneer wij de tekst opzoeken, zien wij dat het YHWH is die Zijn lof heeft bereid uit de monden van kinderen voor Zichzelf. Als Jezus niet YHWH is dan heeft hij geen enkel recht om de teksten van YHWH op zichzelf toe te passen. Hij zou onmogelijk kunnen beweren dat Psalm 8:3 op hem van toepassing was als hij slechts een schepsel zou zijn. Dat zou een schoolvoorbeeld van godslastering zijn geweest en dan was er voldoende grond voor en volledige rechtvaardiging van de beschuldiging aan het adres van Jezus van de religieuze leiders dat hij een godslasteraar was. Jezus komt hier alleen mee weg en is dus volledig onschuldig aan de beschuldiging van godslastering als hij YHWH is en dus terecht de tekst over YHWH op zichzelf toepast.
Een andere tekst waar het Nieuwe Testament een YHWH-tekst toepast op Jezus is Romeinen 10:9-13:
9 Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden. 10 Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. 11 Want de Schrift zegt: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. 12 Er is immers geen enkel onderscheid tussen Jood en Griek. Want Een en dezelfde is Heere van allen en Hij is rijk voor allen die Hem aanroepen. 13 Want ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zal behouden worden.
Ook hier citeert Paulus een YHWH-tekst die wordt toegepast op de Zoon. Paulus legt eerst uit wat het belang is van het geloven en belijden van Jezus als Heer. Men dient te geloven met het hart en te belijden met de mond dat Jezus Heer is en uit de dood is opgewekt, zegt Paulus, en dat Jezus Heer is van allen die hem aanroepen om vervolgens uit te leggen dat de basis hiervoor uit de Tenach komt, specifiek uit een tekst dat spreekt over de God van Israël uit Joël 2:32:
31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voor die dag van YHWH komt, die grote en ontzagwekkende. 32 Het zal geschieden dat ieder die de Naam van YHWH zal aanroepen, behouden zal worden. (Joël 2)
Joël zegt dat degenen die op YHWH vertrouwen en de naam van YHWH aanroepen, behouden zullen worden. Maar Paulus zegt dat dit op Jezus van toepassing is: wij dienen op Jezus te vertrouwen en de naam van Jezus aan te roepen en dan zullen wij niet beschaamd worden zodat wat er in de Schrift staat in vervulling kan gaan. In de Griekse Septuaginta, waar Paulus uit citeert, wordt de Tetragrammaton (de naam van YHWH) vervangen met het woord “Kurios” dat Heer betekent. Daar waar de Hebreeuwse tekst dus de naam YHWH laat zien, heeft de Griekse vertaling het woord “Kurios”. Paulus zegt dat Jezus deze Kurious is waar Joël naar refereert.
Een andere passage waar er als het ware met YHWH-teksten wordt gestrooid is Hebreeën 1. Nadat de Zoon wordt beschreven als “de afstraling van Gods heerlijkheid … en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord”, wordt er middels een aantal teksten uit de Tenach aangetoond dat de Zoon gelijk is aan YHWH en als zodanig geïdentificeerd wordt.
6 En wanneer Hij vervolgens de Eerstgeborene in de wereld brengt, zegt Hij: En laten alle engelen van God Hem aanbidden.
Het aanbidden van de Zoon is dus volgens Hebreeën aangespoord vanuit de Tenach. Deze tekst is een beetje tricky en heeft een aantal christenen in verlegenheid gebracht wanneer hen gevraagd werd om deze tekst te lokaliseren in het Oude Testament. Hier wordt namelijk niet de Hebreeuwse tekst van de Masoretische traditie geciteerd, maar de tekst uit de Sepuaginta, de Griekse vertaling van de Tenach die al bestond voor Jezus op aarde rondliep. Deze tekst is, zoals gezegd, niet te vinden in de Masoretische tekst, waarvan een groot deel van onze Tenach afhankelijk is en daarom was er lang de vraag waar de Septuaginta deze tekst vandaan had. En toen werden de Dode Zee Rollen gevonden waarin deze tekst werd gevonden in Deuteronomium 32:43, precies zoals het in de Septuaginta staat. Echter het punt is hier dat er in Deuteronomium wordt gesproken over engelen van God die opgedragen worden YHWH te aanbidden. Hebreeën 1:6 zegt hier onomstotelijk dat de Zoon deze YHWH is die aanbeden dient te worden door “alle engelen van God.” Indien Jezus dus niet God is, als hij niet YHWH is, dan is dit een regelrechte aansporing tot afgoderij.
Als dat onvoorstelbaar genoeg nog steeds niet zou volstaan dan zou de volgende tekst in Hebreeën 1 helemaal boekdelen moeten spreken. In vers 10-12 wordt er over de Zoon gezegd:
10 En: In het begin hebt U, Heere, de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn de werken van Uw handen. 11 Die zullen vergaan, maar U blijft altijd. En ze zullen alle verslijten als een gewaad, 12 en als een mantel zult U ze oprollen en ze zullen verwisseld worden; maar U bent Dezelfde en Uw jaren zullen niet ophouden.
Hier wordt er weer uit de Psalmen geciteerd en dit keer uit Psalm 102:24-26, dat over YHWH gaat. Maar volgens de auteur van de Hebreeën brief gaat dit over de Zoon. Hoe komt de Zoon aan dezelfde attributen als de God van David wanneer de Zoon geen YHWH zou zijn? Waarom zou er hier beweerd worden dat dit over de Zoon gaat als men niet zou geloven dat de Zoon YHWH is? Waarom de indruk geven dat de Zoon YHWH is en daarmee afgoderij in de hand werken terwijl dat niet het geval zou zijn? Want dat is precies wat dit zou zijn – afgoderij – als Jezus niet de God van Israël zou zijn.
Naast dit alles weten wij van de Tenach dat YHWH over een aantal attributen beschikt die niemand anders voor zichzelf kan claimen. Een van die attributen die YHWH als enige voor zichzelf claimt en ook aangeeft dat dit hem onderscheid van elk ander wezen is dat hij alleen de harten van mensen kent:
Ps 7:10 YHWH zal over de volken rechtspreken. Doe mij recht, YHWH, want ik ben rechtvaardig en oprechtheid is bij mij. 10 Laat er toch een einde komen aan de slechtheid van de goddelozen, maar doe de rechtvaardige standhouden, o rechtvaardige God, Die harten en nieren beproeft.
Jer 11:20 Maar, YHWH van de legermachten, rechtvaardige Rechter, U Die de nieren en het hart beproeft, laat mij Uw wraak aan hen zien, want aan U heb ik mijn rechtszaak bekendgemaakt.
1 Kron 28:9 En jij, mijn zoon Salomo, ken de God van je vader, en dien Hem met een volkomen hart en met een bereidwillige ziel, want YHWH doorzoekt alle harten, en Hij heeft inzicht in alle gedachtevorming.
Het is dus, volgens de Tenach, YHWH die de harten doorzoekt (zie ook 1 Kron. 29:17 en 1 Sam. 16:7) en in Psalm 7 en Jeremia 11 heeft dit specifiek te maken met het feit dat God alleen een rechtvaardige Rechter is, daar hij alleen het hart inziet en doorgrondt. Echter, wanneer we kijken naar wat Jezus over zichzelf zegt dan zien we dat Hij dezelfde attribuut voor zichzelf claimt:
22 Zie, Ik werp haar te bed, en breng hen die overspel met haar plegen, in grote verdrukking, als zij zich niet bekeren van hun werken. 23 En haar kinderen zal Ik door de dood ombrengen, en alle gemeenten zullen weten dat Ik het ben Die gedachten en harten doorzoekt, en Ik zal u geven een ieder naar uw werken. (Openbaring 2)
Ook Jezus gebruikt de claim van het doorzoeken van harten en gedachten in de context van het oordelen als Rechter. Hoe kan Jezus dit over zichzelf claimen wanneer de Tenach zegt dat dit een specifieke attribuut is van YHWH, de God van Israël – een attribuut dat YHWH uniek maakt als rechtvaardige Rechter – als Jezus niet de indruk wil geven dat Hij gelijk aan YHWH is of zichzelf niet wil identificeren als YHWH zelf?
Niet alleen worden teksten van YHWH uit de Tenach op Jezus toegepast door de auteurs van het Nieuwe Testament, hij wordt zelfs hun God genoemd in hun brieven. Eén zo’n voorbeeld komen we tegen in 2 Petrus 1:2:
1 Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan hen die een even kostbaar geloof ontvangen hebben als wij, door de gerechtigheid van onze God en Redder, Jezus Christus:
Duidelijker kan het niet aangeduid worden. Wederom, in een boek waar afgoderij verguisd wordt, heeft men geen enkele moeite om niet alleen slechts de indruk te wekken dat Jezus hun God is, maar het ook ronduit te zeggen. Unitariërs willen er wel eens op wijzen dat de vertaling niet klopt. Dat de juiste vertaling, zoals sommige vertalingen het ook neerzetten, zou moeten zijn “de gerechtigheid van onze God en onze Redder Jezus Christus” om de indruk te wekken dat hier afzonderlijk gaat over God de Vader en de Redder Jezus. Maar dezelfde mensen hebben er geen enkele moeite mee dat vers 11 als volgt wordt vertaald:
11 Want zo zal u in rijke mate de toegang worden verleend tot het eeuwig Koninkrijk van onze Heer en Redder, Jezus Christus.
De twee verzen hebben precies dezelfde grammaticale constructie en het enige verschil tussen die twee is dat er in de ene staat “onze God en Redder” en in de andere staat “onze Heer en Redder”. In de Griekse tekst staat het als volgt:
Er staat in vers 11 dus exact hetzelfde als in vers 1, maar het is buiten elke twijfel dat de termen Heer en Redder in vers 11 naar één persoon refereren: Jezus. Waarom staat de Unitariër er dan op dat in vers 1, met exact dezelfde grammaticale constructie, de termen God en Redder zonder enige opgave van reden ineens niet op één persoon kan slaan? Als men consistent is dan zal men moeten erkennen dat exact dezelfde constructie op exact dezelfde manier zou moeten worden vertaald, ongeacht wat de theologische implicaties zijn. Maar het lijkt juist dat het de theologische implicaties van 2 Petrus 1:2 zijn die de Unitariër bewegen tot deze inconsistente lezing van de tekst.
Jezus als Schepper
Wij hebben in deel 1 al gezien dat YHWH voor zichzelf claimt dat Hij de enige Schepper is en dat Hij alleen verantwoordelijk is voor die schepping. Hij heeft het alleen gedaan zonder enige hulp van wie dan ook (Jesaja 44:24; 45:12, 18). Echter zegt het Nieuwe Testament dat Jezus degene is die alles geschapen heeft:
1 In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in het begin bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. (Johannes 1)
15 Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping. 16 Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen. 17 En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen hebben hun bestaan in Hem. (Kolossenzen 1)
Alles dat ooit is ontstaan, is dus door Jezus geschapen en tot Jezus geschapen en niets is ooit in bestaan gekomen zonder dat hij er een hand in heeft gehad. Hoe kunnen de woorden van de Tenach dan waar zijn als Jezus niet YHWH is? Want over YHWH staat geschreven:
Nehemia 9:6 U bent het, YHWH, U alleen. [hebr: לְבַדֶּךָ – levadecha] U hebt de hemel gemaakt, de allerhoogste hemel en heel het leger erin, de aarde en al wat daarop is, de zeeën en al wat daarin is, en U doet dat alles leven, en de menigte aan de hemel buigt zich voor U neer.
Of Jezus is YHWH en deze teksten botsen niet met elkaar, óf Jezus is niet YHWH maar dan betekent dit dat YHWH hulp heeft gehad van een schepsel en zijn deze bovengenoemde teksten niet waar. Niet alleen is dit een van de vele problemen voor unitariërs die geloven dat Jezus slechts een schepsel is van de Vader, maar wat er in Openbaring staat over Jezus doet er nog een behoorlijke schep bovenop. In Openbaring 5 wordt er een scenario geschetst waarbij Johannes beschrijft hoe het eraan toe gaat in de hemel:
11 En ik zag, en hoorde een geluid van vele engelen rondom de troon, van de dieren en van de ouderlingen. En hun aantal bedroeg tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen. 12 En zij zeiden met luide stem: Het Lam Dat geslacht is, is het waard om de kracht te ontvangen, en rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en dankzegging. 13 En elk schepsel dat in de hemel, op de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. 14 En de vier dieren zeiden: Amen. En de vierentwintig ouderlingen wierpen zich neer en aanbaden.
Johannes beschrijft de gebeurtenissen in de hemel en toont aan dat het Lam, net als “Hem Die op de troon zit”, wordt overgoten met lofprijs en dankzegging. Ik blijf het vragen: Hoe kan dit in een boek dat zich constant uitlaat tegen het aanbidden van een ander, wie dan ook, dan YHWH, de God van Israël, streng degenen veroordeelt die zich ermee inlaten en dat op geen mis te verstane wijze afgoderij verbiedt.
Daarna splitst Johannes alle aanwezigen in twee kampen: het kamp van de aanbedene en het kamp van de aanbidders, oftewel het kamp van de Schepper en het kamp van de schepping. En dan zien we dat de Zoon – het Lam – in hetzelfde kamp wordt geplaatst als de Vader – Hij die op de troon zit. Daarmee is het dus uitgesloten dat de Zoon een schepsel is. We moeten hierbij stilstaan bij de engel die Johannes dit alles liet zien:
10 En ik viel voor zijn voeten neer om hem te aanbidden, maar hij zei tegen mij: Pas op dat u dat niet doet! Ik ben een mededienstknecht van u en van uw broeders, die het getuigenis van Jezus hebben. Aanbid God. Het getuigenis van Jezus is namelijk de geest van de profetie. (Op 19)
8 En ik, Johannes, ben het die deze dingen gezien en gehoord heeft. En toen ik ze gehoord en gezien had, viel ik neer om te aanbidden voor de voeten van de engel die mij deze dingen liet zien. 9 En hij zei tegen mij: Pas op dat u dat niet doet! Want ik ben een mededienstknecht van u en van uw broeders, de profeten, en van hen die de woorden van dit boek in acht nemen. Aanbid God. (Op 22)
Tot twee keer toe wil Johannes deze engel aanbidden uit ontzag van wat hij gezien had. De engel roept Johannes echter tot de orde en waarschuwt hem dat niet te doen, omdat hij slechts een knecht is en alleen God aanbeden dient te worden. De Unitariër kan hier niet omheen: Als Openbaring 4:9-11 aanbidding is, dan is Openbaring 5:12 dat ook. Sterker nog, als Openbaring 4:9-11 aanbidding is dan is Openbaring 5:12-13 dat zeker. Als Jezus niet God is, als Jezus niet YHWH is, dan is dit niets anders dan afgoderij en wordt er in de hemel niet alleen afgoderij toegestaan, maar ook gepromoot. Israël is erdoor in ballingschap gegaan en men dient slechts Leviticus 26 en Deuteronomium 28 te lezen om te zien hoe sterk de aversie is van de God van Israël ten opzichte van afgoderij. De Unitariër heeft dus een keuze te maken door of te erkennen dat Jezus God is en dus wordt God, en niemand anders, in de hemel aanbeden, of te claimen dat Jezus niet God is, maar dan ook te beamen dat het ondenkbare, dus afgoderij, in de hemel plaatsvindt en dat nota bene aan de troon en onder de neus van God zelf.
Er valt zoveel meer te zeggen over veel meer passages uit de Bijbel waaruit blijkt dat, net zoals in de Tenach, ook in het Nieuwe Testament wordt geleerd dat Jezus God is, YHWH, de God van Israël. Zoals wij zien dat in de Tenach:
- YHWH spreekt in het meervoud bij de schepping om actief deel te hebben bij het scheppen
- Mal’ach YHWH wordt gezonden door YHWH
- Mal’ach YHWH wordt geidentificeerd als YHWH,
- Mal’ach YHWH deelt in de attributen van YHWH
- Mal’ach YHWH de God van Israël wordt genoemd
- Mal’ach YHWH zou komen tot Zijn Tempel
Zien wij in de het Nieuwe Testament dat
- Jezus deel heeft in de schepping en wordt neergezet als de Schepper
- Jezus wordt gezonden door de Vader
- Jezus wordt geïdentificeerd als YHWH
- Jezus deelt in de attributen van YHWH
- Jezus de God van Israël wordt genoemd
- Jezus gekomen is tot zijn Tempel en wordt geïdentificeerd als haAdon uit Mal’achi 3
En hopelijk zullen teksten zoals deze nu op de juiste manier worden geïnterpreteerd:
8 Pas op dat niemand u als buit meesleept door de filosofie en inhoudsloze verleiding, volgens de overlevering van de mensen, volgens de grondbeginselen van de wereld, maar niet volgens Christus. 9 Want in Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk. 10 En u bent volmaakt geworden in Hem, Die het Hoofd is van iedere overheid en macht. (Kol 2)
In het volgende deel gaan we kijken welke bezwaren unitariërs hebben op de teksten uit het Nieuwe Testament die wij gebruikt hebben en zullen we die bezwaren onder de loep nemen.