Islamcheck:
Vernederende omgangsvorm met andersgelovigen
of pragmatisme in oorlogstijd?
Vandaag onderzoeken we een recent artikel van discover-the-truth.com, een website die naar eigen zeggen is gebrand op het weerleggen van “bekrompenheid en kortzichtigheid” van christenen en oriëntalisten. We onderzoeken hun claims omtrent een beruchte opdracht van Muhammad, waarvan het lijkt alsof moslims een vernederende omgangsvorm moeten opleggen aan joden en christenen. De eerste twee ahadith waar de islamitische website naar verwijst, worden meestal door islamcritici aangehaald:
“Abu Huraira zei dat Allah’s Boodschapper (Vrede zij met hem) zei: ‘Groet de Joden en de Christenen niet voordat zij jou groeten en wanneer je enige van hen ontmoet op de wegen, dwing hem dan naar het smalste deel ervan.’” (Sahih Muslim, boek 26, hadith 5389)
Het tweede citaat betreft dezelfde overlevering in Jami’ at Tirmidhi, boek 40, hadith 2700.
De auteur van het artikel benadrukt dat hij zijn islamitische broeders en zusters altijd adviseert om de historische context van een hadith na te gaan, zodat zij de verdraaiing ervan voorkomen. Daarom biedt hij twee andere ahadith aan, waarvan hij beweert dat ze hetzelfde incident beschrijven, met meer inzicht in de context:
“Het is overgeleverd van Abu ‘Abdur-Rahman Al Juhani dat de Boodschapper van Allah (Vrede zij met hem) zei: ‘Ik rijd morgen op naar de Joden. Initieer de groet niet met hen, en als zij jou groeten, zeg dan: Wa ‘alaikum (en ook met u)’”. (Sunan ibn Majah, boek 33, hadith 3699).
De tweede hadith betreft dezelfde overlevering in Al-Adab Al-Mufrad Book 44, Hadith 1102.
De auteur van het artikel beweert dat de laatste twee ahadith over exact dezelfde uitspraak van Muhammad gaan als de eerste twee. Hiermee wil de auteur bewijzen dat de context van oorlog ook geldt voor de overlevering waarin dit niet wordt genoemd. De auteur bewijst dit echter nergens. Het wordt slechts beweerd, waarna hij vanuit die aanname verder bouwt aan zijn betoog.
Dat terwijl de oplettende lezer grote verschillen waarneemt tussen beide overleveringen. Zo wordt er in de oorlogsvariant niets gezegd over Christenen of het moeten dwingen van wie dan ook naar de zijkant van de weg.
Dat de christenen in de oorlogshadith niet genoemd worden is logisch, omdat het duidelijk gaat over een oorlogssituatie met joden. Dus hoe zit het dan met de motivatie om christenen niet als eerste te groeten en naar de zijkant te dwingen? Daarover spreekt de auteur zich in het geheel niet uit. Hij springt van een hadith over joden én christenen naar een hadith over joden en oorlog. Daarna kijkt de auteur nooit meer achterom en laat hij de oprechte lezer met vragende ogen achter terwijl hij zijn argumentatie afrondt. Zijn hele artikel is vervolgens gebaseerd op deze ongefundeerde aanname.
De oorlogshadith gaat dus niet over christenen of het naar de zijkant duwen van mensen. Dat sluit al uit dat de overleveringen hetzelfde incident betreffen. Maar al zou het wel dezelfde gebeurtenis zijn, dan blijft de conclusie van de auteur slechts een aanname. Dat iets in oorlogstijd voorkomt betekent namelijk niet automatisch dat het uitsluitend in oorlogstijd mocht plaatsvinden. Maar dat probeert de auteur ons wel wijs te maken. Hij zegt immers letterlijk: “It is quite clear that among classical scholars of Islam, they deemed this Hadith report to be in relation to war only.” We zullen in dit artikel bekijken of deze claim na zorgvuldige studie terecht kan worden gemaakt.
Een uitleg die deze auteur niet noemt, maar wel vaak wordt opgeworpen, is dat Muhammad de joden niet eerst groet omdat ze hem een keer groette met “dood zij met u” waarna Muhammad zei “en ook met u” in plaats van hen te groeten. Dit is echter een ander onderwerp en heeft, zoals u zult begrijpen, weinig te maken met omgangsvormen ten opzichte van christenen.
Het bewijs dat deze overleveringen allemaal over één uitspraak van Muhammad gaan, ontvangen we dus graag van Discover the Truth. Voor nu constateren we dat de basis voor hun weerlegging gebaseerd is op een ongefundeerde aanname of op een verkeerde conclusie in het geval dat het wel een correcte aanname was geweest. We gaan door met het onderzoeken van hun claims, want ook het verdere verloop van het genoemde artikel brengt de islamitische verdediging in de problemen.
De boeken waarin de overleveringen staan
De auteur probeert zijn argument verder te staven door te wijzen op de boektitels waarin de hadith over christenen soms wordt aangetroffen. Zo is deze terug te vinden op een andere plek in Tirmidhi, te weten “The book of Military Expeditions” hadith nummer 1602. Ook trof hij het aan in de collectie van Ibn Hajar al-Asqalani in het boek “Jihad”.
Met deze redenering zijn echter een aantal problemen. Het valt op dat hij slechts twee gevallen kan vinden waarbij de hadith in een dergelijk boek is geplaatst. Maar waarom slaat hij de andere vermeldingen van de hadith opeens over? Wanneer we deze opzoeken, wordt die vraag spoedig beantwoord.
In Sahih Muslim staat de hadith in “The book of greetings” en de hadith die de moslimapologeet daarna citeerde (Tirmidhi 2700) staat in “the book of seeking permissions (and chapters on manners)”. Zelfs de oorlogshadith, waarvan de auteur beweert dat het dezelfde situatie beschrijft, wordt in Sunan Ibn Majah teruggevonden in “the book of Etiquette” en in Al-Adab Al-Mufrad staat het onder: “De mensen van het Boek”.
Hieruit blijkt dat de auteur zich heeft schuldig gemaakt aan het schetsen van een vertekend beeld, iets dat hij anderen juist verwijt. Want het kan niet aan zijn aandacht zijn ontsnapt dat beide ahadith ook worden aangetroffen in boeken die gaan over algemene omgangsvormen.
Volgens zijn eigen redenering is het genoeg om een hadith tweemaal aan te treffen in boeken over Jihad, om te concluderen dat het “uitsluitend” op oorlog van toepassing is volgens de geleerden. Nu wij het hebben gevonden in boeken over etiquette en het groeten van mensen, hoeven we slechts de redenering van de auteur door te trekken om zijn ongelijk te bewijzen. Want nu het ook voorkomt in boeken die niets te maken hebben met oorlog maar juist alles met algemene omgangsvormen, kunnen we (als we even onoprecht zouden redeneren) de stelling poneren dat deze categorisering bewijst dat het algemene omgangsvormen zijn. U zult verderop lezen dat wij ons onderzoek uiteraard niet op deze manier hebben gevormd.
Een opmerkelijke bijzaak in het artikel van DTT is de ongebruikelijke toegeeflijkheid omtrent de betekenis van Jihad. Wie vaak met moslims over theologie spreekt, weet dat zij veelvuldig ontkennen dat Jihad in de primaire bronnen meestal verwijst naar oorlogvoering. Men krijgt dan te horen dat Jihad “vooral” of zelfs “uitsluitend” zou gaan om een innerlijke strijd. Maar in het artikel dat we vandaag bespreken, wordt opeens ruiterlijk toegegeven dat de vele Jihad-boeken in de hadith literatuur over oorlog gaan. Dat terwijl ook deze auteur eerder een artikel schreef over de verschillende vormen van Jihad, waarin hij deze nadruk op oorlog uit de weg gaat en zelfs met geen woord rept over offensieve oorlogvoering, waarvan u al weet dat het bij de islam hoort.
Commentaren in de boeken die de auteur gezien heeft
Terug naar de boeken waarin de auteur de genoemde ahadith heeft opgezocht, om te proberen bewijzen dat de regel uitsluitend op oorlog van toepassing is. Wij vinden dat de door ons genoemde feiten omtrent de boektitels de auteur hadden moeten bewegen tot een oprechte studie van de commentaren in de boeken van Darussalam, die hij zelf zegt te hebben geraadpleegd. Omdat hij zijn broeders en zusters daarin tekort doet, zullen wij deze nalatigheid voor hem herstellen.
Wanneer we op zoek gaan naar de Tirmidhi-hadith, die de auteur tot zijn vreugde aantrof in het boek van militaire expedities, blijkt dat hij de commentaren van Abu Isa Tirmidhi en Al-Mubarakpuri achterwege heeft gelaten. Deze zijn dan ook tegenstrijdig met zijn beweringen. We citeren het eerste commentaar, vanuit exact hetzelfde boek waar de auteur naar verwijst:
“[Abu ‘Eisa said:] This Hadith is Hasan Sahih. And regarding the meaning of this Hadith: “Do not precede the jews and the Christians”: Some of the people of knowledge said that it only means that it is disliked because it would be honoring them, and the Muslims were only ordered to humiliate them. For this reason, when one of them is met on the path, then the path is not yielded for him, because doing so would amount to honoring them.”
(Jami at-Tirmidhi volume 3, Book 19, Hadith 1602 Eng. Tran., Sahih Darussalam 2007, pagina 365)
U leest in dit commentaar geen enkele verwijzing naar een situatie van oorlog. We zien wel dat de hadith volledig wordt geplaatst in een categorie van algemene omgangsvormen met joden en christenen. Ook lezen we de reden van deze omgangsvorm: het groeten van joden en christenen zou een eer voor hen zijn die ze niet verdienen. De moslims waren immers bevolen om hen te vernederen, aldus Abu Isa at-Tirmidhi. Dit commentaar staat direct onder de hadith en is niet te missen. We gaan er dan ook vanuit dat de auteur deze woorden las en besloot deze niet mee te nemen in zijn artikel. Ook zien we dat de hadith staat onder het hoofdstuk genaamd “What has been related about greeting the People of the Book with Salam”.
Op de volgende pagina van dit boek volgt een citaat van de zeer gerespecteerde geleerde Abdur-Rahman Al-Mubarakpuri uit zijn bekende Tirmidhi-commentaar Tuhfat al-Ahwadhi:
“In normal conditions when Muslims are in power and they are not living as a minority, and they are not under any compulsion or subjugation, it is an order for Muslims that they should not give such leeway to the non-Muslims and they should not greet them first nor yield the way for them.
[..]
In a country where Muslims are living as a minority, they are allowed to give such leeway to non-Muslim rulers for the greater interest of the Muslim community. (Tuhfat al-Ahwadhi v.2 p.397.)”
(Jami at-Tirmidhi volume 3, Darussalam 2007, pagina 366)
Uit bovenstaand commentaar blijkt wat de context van deze omgangsvormen is: Wanneer de moslims in overtal zijn en de macht hebben, dienen de niet-moslims op deze manier te worden vernederd. Wanneer de moslims echter als minderheid in een niet-islamitisch land wonen, mogen ze niet-moslims wel het midden van de weg geven en hen zelfs als eerste groeten, om zo het grotere belang van de islamitische minderheid te dienen.
Het komt vrij geniepig over, zo’n omgangsvorm die vriendelijk kan zijn in tijden van ondertal, maar 180 graden draait op het moment dat er een dominante situatie ontstaat. Maar het zijn nu eenmaal de islamitische bronnen en commentaren die we u citeren. Het zijn bronnen die moslims slechts half te zien krijgen wanneer een islamitische apologeet hen probeert te “helpen”. Het is duidelijk dat de auteur van Discover The Truth een loopje heeft genomen met de waarheid. Niet geheel toevallig lazen we zojuist met u in het commentaar van Mubarakpuri dezelfde geniepigheid die de auteur van Discover the Truth aan zijn publiek laat zien.
We hebben ook de andere, door de auteur gebruikte, ahadith op deze wijze gecontroleerd en konden daarmee dit overzicht voor u maken:
Jami’ at Tirmidhi, boek 40, hadith 2700
Dit was de tweede vermelding van de hadith zonder oorlogsverwijzing in het artikel van DTT. We treffen de overlevering aan in het hoofdstuk met de veelzeggende titel: “What has been related about it being disliked to give the Salam to the Dhimmi”.
Ook hier staat weer een commentaar dat de auteur van Discover the Truth wegliet:
“Saying Salam is a means to express honor and respect to others and paying respect and honor to the non-believers, thus, this is not correct; if a disbeliever comes across a path, he should not be given the right of way rather he should be forced to walk on the side of the road so that he does not regard himself honorable and respectable.”
(Jami’ at Tirmidhi, volume 5, Darussalam 2007, pagina 93)
Dus wat is de reden voor deze vernedering? Het feit dat het niet-moslims zijn, want die moeten worden vernederd. Punt uit. Want hen als eerste groeten, betekent hen een bepaalde eer toekennen die ze niet verdienen, aldus het commentaar. Hetzelfde geldt voor de reden waarom niet-moslims naar de zijkant van de weg moeten worden gedwongen. Niet omdat het een oorlogssituatie is; niet omdat de joden weleens gemeen deden door “dood aan u” te zeggen, maar gewoon om te voorkomen dat de niet-moslims zichzelf geëerd en gerespecteerd voelen. Hun plek is namelijk, volgens de islam, onderdanigheid. Dit doet denken aan hoe de Koran in Soera 9 vers 29 beschrijft op welke wijze de joden en christenen hun jizya moeten betalen: “…terwijl zij onderdanig zijn”.
Sunan Ibn Majah, boek 33 hadith 3699
Dit is hun eerste vermelding van de oorlogshadith. In de uitgave van Darussalam staat deze in het hoofstuk “Returning (the greeting of) Peace to Ahludh-Dhimmah”. De verklarende voetnoot bij die laatste term luidt: “Non-Muslims living under the protection of an Islamic government.” (Sunan Ibn Majah, volume 5, Darussalam, 2007, pagina 31)
Ook hier is duidelijk dat de vernederende omgangsvorm betrekking heeft op alle Dhimmies en niets te maken heeft met een oorlogssituatie als vereiste voorwaarde. Sterker nog, de Dhimmies worden pas dhimmies nadat ze zijn overwonnen en de oorlog is afgerond.
Sahih Muslim, boek 26, hadith 5389
Dit was de eerste vermelding, die gaat over het naar de zijkant van de weg dwingen van zowel joden als christenen, maar niet verwijst naar enige situatie van oorlog. Zoals gezegd staat deze hadith in “the Book of Greetings” of “the Book of Salam” en wel onder het hoofdstuk “The Prohibition of initiating the greeting with the People of the Book, and how to respond to them.” (Sahih Muslim, Volume 6, Darussalam 2007, pagina 21)
Duidelijker kan het niet. Ook deze hadith wordt gepresenteerd als een algemene toepassing van deze vernederende omgangsvorm met joden en christenen. Het staat in een boek met als onderwerp hoe je mensen van verschillende afkomst dient te groeten. Er staat niets over een tijdelijke tactiek in dagen van oorlog.
Korancommentaar van Ibn Kathir over omgangsvormen
Om de moderne interpretatie van Discover the Truth helemaal aan banden te leggen, concentreren we ons op Soera 9 vers 29 van de Koran:
“Doodt hen dan die niet in Allah en het Hiernamaals geloven en die niet voor verboden houden wat Allah en zijn Boodschapper verboden hebben verklaard; en zij die de godsdienst van de Waarheid niet als godsdienst nemen, van hen aan wie het Schrift is gegeven, totdat zij het beschermgeld (Djizyah) betalen, naar vermogen, terwijl zij onderdanigen zijn.” (Siregar vertaling)
Het Koranvers laat al zien dat de joden en christenen in algemene zin aan onderwerping dienen te worden blootgesteld. Verhalen over een slag bij Taboek kunt u achterwege laten. We kennen deze theorie van zelfverdediging en verwerpen die op basis van de slechte verdediging van het argument die moslims doorgaans geven. Het vers erna leert ons immers waarom Allah de joden en christenen zo vervloekte: om wat zij geloven en niet vanwege hun houding naar moslims.
We concentreren ons nu op het meest relevante deel van het vers en gaan over op de uitleg van Ibn Kathir, één van de meest beroemde Korancommentatoren uit de Islamitische geschiedenis.
Over het laatste deel van het vers (“terwijl zij onderdanig zijn”) schrijft hij het volgende commentaar:
(and feel themselves subdued.), disgraced, humiliated and belittled. Therefore, Muslims are not allowed to honor the people of Dhimmah or elevate them above Muslims, for they are miserable, disgraced and humiliated. Muslim recorded from Abu Hurayrah that the Prophet said, لَا تَبْدَءُوا الْيَهُودَ وَالنَّصَارَى بِالسَّلَامِ، وَإِذَا لَقِيتُمْ أَحَدَهُمْ فِي طَرِيقٍ فَاضْطَرُّوهُ إِلَى أَضْيَقِه (Do not initiate the Salam to the Jews and Christians, and if you meet any of them in a road, force them to its narrowest alley).
Zoals u ziet, verwijst Ibn Kathir naar de beruchte hadith waarin moslims de opdracht krijgen om joden en christenen te vernederen. Nergens noemt hij een context van oorlog waarin deze omgangsvorm uitsluitend zou kunnen passen. De reden voor de vernedering is slechts het feit dat zij geen moslims zijn. Hij vermeldt er immers ook bij dat joden en christenen lager zijn dan moslims. Daarnaast zijn ze volgens Ibn Kathir verachtelijk en een schande. Het zal u wellicht verbazen dat zijn werk overal te koop is, maar het is zo. Moslims die openstaan voor wat men “radicaliseren” noemt, kunnen hier gemakkelijk door beïnvloed raken. Maar ze raken dan beïnvloed door mainstream werken van islamitische grootheden, niet door salafisten of wahabisten, zoals media en moslims u vaak voorhouden.
De Koran bevestigt de superieure positie die moslims dienen in te nemen zodra hun aantallen of hun kracht daar de mogelijkheid toe biedt. Dat lezen we in soera 47 vers 35:
“Wees daarom niet vernederd en roep niet op tot vrede terwijl jullie de overhand hebben. En Allah is met jullie. En Hij benadeelt jullie nooit (in de beloning) voor jullie werken.” (Siregar vertaling)
Het Convenant van Umar
Naast een duidelijke verwijzing naar de genoemde hadith als algemene omgangsvorm, treffen we in het Korancommentaar van Ibn Kathir bij dezelfde Ayah tevens een verwijzing naar het convenant van Umar. Hierin staan de regels die Umar bin Al-Khattab, de tweede opvolger van Muhammad, oplegde aan christenen nadat hij hun gebied had veroverd met zijn leger. Moderne moslimapologeten proberen ook deze bron te verdoezelen, door te suggereren dat dit convenant niet authentiek is en dat er een ander, vredelievend “convenant van Umar” bestaat. Het bewijs hiervoor is echter zwak. Zoals u zult begrijpen kwam dit tweede convenant dan ook pas in moderne tijden de kop op steken, toen de apologetische antwoorden van Westerse moslims hier behoefte aan kregen.
We nemen het convenant van Umar met u door, zoals het is beschreven in het Korancommentaar van Ibn Kathir.
Allereerst wijzen we erop dat Ibn Kathir dit document beschrijft als Umar’s “…welbekende voorwaarden die de constante vernedering, verlaging en ontering van de christenen zou waarborgen”. Vandaar dat dit een uitstekende bron voor hem was om de al genoemde Ayah en hadith verder toe te lichten met een stukje praktijk.
Een aantal van de voorwaarden waar de christenen mee in moesten stemmen zijn:
“Wij zullen opstaan van de plek waar we zitten, als Moslims daar willen zitten
Wij zullen de voorkant van ons haar afknippen
Wij zullen een riem om onze middels dragen
Wij zullen nergens in onze gebieden een klooster, kerk of heiligdom bouwen
Wij zullen ook nergens een gebedshuis herbouwen of gebruiken voor het doel van vijandschap tegen de moslims
Wij zullen geen kruizen aan de buitenkant van onze kerken plaatsen
Wij zullen in het openbaar onze kruizen en onze boeken niet tonen
Wij zullen moslims die als gast komen altijd voor drie dagen eten en een slaapplek geven
Wij zullen onze deuren altijd openen voor reizigers en voorbijgangers
Wij zullen geen enkele moslim tegenhouden om in onze kerk binnen te treden, zowel bij dag als bij nacht
Wij zullen niemand uitnodigen tot Shirk (dit is het verkeerde beeld dat moslims hebben van het christelijk geloof)
Wij zullen niemand van ons tegenhouden om de islam aan te nemen als zij dat wensen
Wij zullen de klokken van onze kerken niet luiden, behalve op discrete wijze
Wij zullen onze stemmen niet verheffen terwijl wij onze heilige boeken in onze kerken lezen of in het bijzijn van moslims
Wij zullen onze stemmen niet verheffen tijdens het gebed of een begrafenis
Wij zullen onze doden niet begraven naast een moslim
Wij zullen de privacy in het huis van moslims respecteren
Wanneer wij deze beloften verbreken verliezen wij onze bescherming en is het u toegestaan om met ons te doen wat u mag doen met mensen van opstand en rebellie”
Wanneer we moeten nagaan wat de authentieke omgangsvormen in de islam zijn, is het raadzaam om te bepalen naar wie we luisteren. Nemen we de woorden aan van mensen die 1400 jaar na Muhammad leven onder een westerse regering? Of luisteren we naar de instructies van mensen die Muhammad zelf gekend hebben, mensen die de primaire bronnen van de islam hebben verzameld en mensen die Muhammad als leider van alle moslims mochten opvolgen tijdens die eerste jaren van de Islam?
De feiten in onze studie legt de verontrustende intenties bloot van islamitische omgangsvormen met christenen en joden. Zij werden tot ware onderdanen gemaakt, die op vernederende wijze moesten beseffen dat ze geen eersterangs burgers zijn. Dit vanwege hun inferioriteit aan de moslims. Natuurlijk waren dergelijke praktijken niet uniek voor die tijd. Ook christenen legden in die periode in andere gebieden van de wereld voorwaarden op aan minderheden. Maar we hebben het dan over willekeurige christenen die eeuwen na Jezus leefden.
De stichter van een religie heeft de mogelijkheid om de volgers ervan tot eeuwen later te vertellen hoe ze moeten omgaan met anderen. Jezus Christus vertelde ons dat bijvoorbeeld toen Hij zei “Behandel anderen in alles zoals u zelf behandeld wilt worden, dat is de essentie van de Wet en de Profeten.“ Dit wordt door Bijbelgeleerden vaak omschreven als de gouden regel van alle rechtvaardigheid en is ook terug te vinden in het Oude Testament, zoals in Leviticus 19:33-34. De omgangsvormen die Muhammad en zijn metgezellen achterlieten zijn tegenstrijdig met die van Jezus Christus en zijn volgelingen en hebben derhalve niet dezelfde bron.
We glimlachen naar sommige mensen, maar…
Tot slot kijken we nog even naar een ander vers in de Koran, om meer duidelijkheid te krijgen over de xenofobie ten opzichte van christenen en joden, die de moslims vanuit de religie mee kunnen krijgen:
Soera 5 vers 51 van de Koran luidt:
“O jullie die geloven! Neemt niet de Joden en de Christenen als beschermers, zij beschermen elkaar. En wie van jullie hen als beschermers neemt: voorwaar, hij behoort tot hen. Voorwaar. Allah leidt het onrechtvaardige volk niet. (Siregar)
Dezelfde strekking wordt gevonden in Soera 4 vers 144 en Soera 3 vers 28 met betrekking tot “ongelovigen” in het algemeen.
Wat we aantreffen in Ibn Kathir’s commentaar bij dit vers is wederom verontrustend:
“Allah forbids His believing servants from having Jews and Christians as friends, because they are the enemies of Islam and its people, may Allah curse them.”
Er staat dat je geen vrienden mag worden met joden en christenen, omdat zij vijanden van de Islam zijn. Zoals de naam van gerespecteerde moslims veelal wordt voorzien van een “moge Allah hen zegenen” wordt er hier over de joden en christenen gesproken met “moge Allah hen vervloeken”. Allah zegt dit ook zelf in Soera 9 vers 30 (“Allah vervloekt hen”). Het feit dat een dergelijke vervloeking bij de Islam hoort, valt dan ook niet te ontkennen.
Dit commentaar wordt gevolgd door een hadith waar Ibn Kathir op wijst, waarin Umar aan Abu Musa opdraagt om een christelijke schrijver te verdrijven uit hun gebied, puur omdat het een christen was.
Bij Soera 3 vers 28 treffen we het volgende commentaar van Ibn Kathir aan:
“Allah prohibited His believing servants from becoming supporters of the disbelievers, or to take them as comrades with whom they develop friendships, rather than the believers.”
Volgens Ibn Kathir mogen moslims dus geen steun geven aan christenen en joden en ook geen vrienden met ze worden.
Tenzij:
“(unless you indeed fear a danger from them) meaning, except those believers who in some areas or times fear for their safety from the disbelievers. In this case, such believers are allowed to show friendship to the disbelievers outwardly, but never inwardly. For instance, Al-Bukhari recorded that Abu Ad-Darda’ said, “We smile in the face of some people although our hearts curse them.” Al-Bukhari said that Al-Hasan said, ‘The Tuqyah is allowed until the Day of Resurrection.’“
Wat we hier lezen is dezelfde gespleten tong als in het commentaar bij de hadith in de collectie van Tirmidhi, als het gaat om de omgang met christenen in tijden van veel of weinig macht en invloed. Wanneer de moslims de ongelovigen “vrezen” mogen ze volgens de Koran wel vriendschap tonen. Maar, zo waarschuwt Ibn Kathir, dit mag alleen uiterlijk schijn zijn. Men moet de christen en joden innerlijk blijven verachten totdat het ook weer uiterlijk kan. Dat moslims elkaar heel anders dienen te benaderen dan andere bevolkingsgroepen blijkt uit de heldere omschrijving van moslims in de Koran: “…zij die met (Muhammad) zijn, zijn hard tegen de ongelovigen en zachtmoedig onder elkander… (Soera 48 vers 29).
Ibn Kathir verwijst hiervoor specifiek naar een overlevering waarin zou staan dat moslims sommige mensen een glimlach geven terwijl ze hen van binnen vervloeken. Ook wordt daar gezegd dat deze geniepigheid een naam heeft, Taqiyya en dat deze praktijk tot de Dag des Oordeels mag worden toegepast. Wanneer moslims u vertellen dat Taqiyya niet meer kan worden toegepast, weet u dus dat er op dat moment Taqiyya wordt toegepast. Tenzij er onwetendheid in het spel is, waarbij de moslim het slachtoffer is van de Taqiyya van zijn geleerden.
Nu zult u denken dat het best zinvol is om jezelf in tijden van angst te redden met een leugentje om bestwil. Maar is dat alles waar Taqiyya voor gebruikt kan worden? Hoe zit het bijvoorbeeld met een imam die in Nederland verkondigt dat overspel, afvalligheid en homoseksualiteit met de dood bestraft dienen te worden? Het is bewezen dat dergelijke imams in het Westen vervolgd en/of uitgezet kunnen worden. Zou het toepassen van Taqiyya dat probleem niet verhelpen en zorgen dat je zonder vervolging kunt doorleven onder de ongelovige meerderheid?
Het moge duidelijk zijn dat de auteur van Discover the Truth, “the truth” nogal heeft willen verdoezelen. Het is voor ons ondenkbaar dat iemand een artikel schrijft om zogenaamde verdraaiingen te weerleggen maar vervolgens zelf misbruik maakt van de bronnen. Deze website wordt begrijpelijkerwijs ook weleens door moslims beschuldigd van willekeurig gebruik van de geschriften. Die ervaring hadden wij ook bij het onderzoek naar hun claims in het genoemde artikel. Het is dan ook spijtig te moeten constateren dat ook moslims die hun religie naar eer en geweten proberen te onderzoeken, terecht komen bij dit soort apologetische artikelen. Islamitische spreekbuizen hebben al zo’n slechte naam wanneer ze een Westers publiek informeren waardoor steeds meer mensen niet meer weten wanneer ze voorgelogen worden of de waarheid krijgen gepresenteerd. Het artikel van Discover the Truth draagt daar aan bij. Daarin wordt immers met een gespleten tong gesproken in het voordeel van de minderheidspositie van moslims, zonder te vermelden dat de omgangsvormen met christenen 180 graden draaien op het moment dat er een meerderheidspositie wordt verworven.
Resumerend hebben we gezien dat:
- de auteur nergens bewijst dat de oorlogsvariant hetzelfde incident betreft als de bekritiseerde hadith, waarin ook christenen worden genoemd als groep die moet worden vernederd;
- de auteur zelf als criterium neerlegt dat de boektitel alles bewijst over de context;
- de auteur daarbij uitermate selectief te werk ging door slechts twee van die boektitels aan te halen om zo zijn conclusie te verdedigen;
- de overige boeken en hoofdstukken allemaal titels hebben met betrekking tot algemene omgangsvormen zoals “Etiquette”, ”Mensen van het Boek” en “Het boek van het Groeten”;
- de auteur tevens alle commentaren in zijn eigen bronnen negeert, terwijl deze zijn hele argument weerleggen. De commentaren zijn namelijk helder over het feit dat deze omgangsvormen altijd gelden wanneer moslims in de meerderheid zijn en dat de reden hiervoor is om de niet-moslims te vernederen. Ze gelden dus niet uitsluitend als tijdelijke maatregel in oorlogstijd.
- deze commentaren laten daarnaast zien dat moslims de vernederende omgangsvorm kunnen opheffen in tijden van minderheid, om zo de doelen van de islamitische gemeenschap niet in de weg te staan;
- de omgangsvorm wijzigt dus met de mate van macht die moslims kunnen uitoefenen op hun omgeving, hetgeen de geniepigheid van de islamitische omgangsregels met niet-moslims weer eens bevestigt;
- dezelfde geniepigheid wordt aangetroffen in het feit dat de auteur van Discover the Truth de commentaren waarin dat staat, heeft weggelaten;
- de vernederende omgangsregels met christenen ook elders in de Koran en hadith worden bevestigd
- de orthodoxe positie leert dat moslims geen vrienden of beschermers moeten zoeken onder de joden en christenen, behalve als de omstandigheden daarom vragen, waarbij de vriendschappelijkheid nep moet zijn en nooit oprecht en innerlijk.