“Waarom noemt u mij goed?
Niemand is goed dan God alleen.”
Wie bekend is met de Socratische Methode kent wellicht ook haar sub-discipline: de Socratische Ondervraging. Door het stellen van vragen kan men een gesprekspartner laten beseffen wat de logische consequentie is van zijn stelling. Jezus gebruikte een soortgelijke methode die de Bijbel al voor Socrates liet zien en onderdeel is van de Rabbijnse methodiek.
Dat zien we bijvoorbeeld aan Zijn gesprek met de rijke jongeling, dat we aantreffen in Markus 10 en Lukas 18. Deze passage wordt, vanwege de onbegrepen betekenis achter de vraag van Jezus, nog weleens door critici aangehaald om te bewijzen dat Jezus daar zelf toegeeft God niet te zijn. Maar dat is een onterechte conclusie op basis van een oppervlakkige lezing:
“Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? En Jezus zeide tot hem: Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.” Lukas 18:19, Markus 10:18
Bij deze passage moet worden opgemerkt dat Jezus niet zegt: “Ik ben God niet”. Hij stelt namelijk een vraag en neemt nog geen standpunt in. In plaats van de jongeling te corrigeren, komt Hij met een waarom-vraag waarmee de ander wordt uitgedaagd om na te denken over de woorden die hij uitspreekt. Dit zegt dus nog niets over het waarheidsgehalte van die woorden. Het doel van Jezus’ vraag was in feite om te toetsen of de rijke jongeling wist wie hij voor zich had. Je kunt het zien als een test waarmee Jezus de jongeling de volle betekenis laat zien van het woord goed, waarna Hij hem uitdaagt om, met die nieuwe definitie in de hand, nog eens na te denken over de waarde die hij Jezus toedicht.
Daarnaast lijkt het plausibel dat Jezus de man ook wat bescheidenheid bijbracht. De kans is namelijk groot dat de man zichzelf ook als goed beschouwde, aangezien hij vond dat hij alle geboden wel zo’n beetje had gehouden. Jezus laat de man zien wat echte goedheid is, namelijk die van God. Daarmee toont Hij aan dat je zonder God te volgen zoveel geboden kunt houden als je wilt, maar dat het je dan niet zal baten. De mens is namelijk, genomen naar de standaard van God, niet goed en heeft het nodig om God te volgen. Vandaar dat Jezus de rijke jongeling opdraagt om Hem te volgen.
De goede herder
Behalve dit zijn er nog meer redenen waardoor we weten dat Jezus hier niet ontkende goed te zijn. In Johannes hoofdstuk 10 vers 11 en 14 noemt Hij zichzelf bijvoorbeeld “de goede herder”. Wanneer we Jezus’ uitspraken naast elkaar zetten, ligt de conclusie voor de hand: Jezus zegt in Markus en Lukas dat alleen God goed genoemd mag worden en Hij noemt zichzelf vervolgens de goede herder in Johannes. Is Jezus dan wel of niet God, volgens zijn eigen definitie van God en van Zichzelf?
Dat Jezus goed is en derhalve God, valt dus niet te ontkennen. Maar hoe zit het met de titel herder? Ook die kwalificatie heeft betrekking op God. Want het Oude Testament identificeert zowel God als de Messias herhaaldelijk als herder. Dat zien we bijvoorbeeld in Psalm 23:1-2, 77:20, 78:52, 80:1, Jesaja 40:11, 49:9-10 en Ezechiël 37:24.[1] Er kan dus een sterke zaak worden gemaakt voor het idee dat Jezus zich God noemt wanneer hij aan zichzelf refereert als de goede herder.
Wie moeten we volgen?
Natuurlijk weten we dat de rijke jongeling Jezus op dat moment niet helemaal begreep, aangezien hij droevig vertrekt, maar dat betekent niet dat onze lezing verworpen moet worden. Het gaat erom wat Jezus iemand leert, niet wat zij daarvan begrepen hebben of opvolgen. Dit geldt met name voor gesprekken met andere mensen dan Zijn eigen discipelen, die Hij dikwijls van een toelichting voorzag wanneer zij daar om vroegen.
Aan het einde van het gesprek met de rijke jongeling lijkt Jezus alsnog een direct antwoord te geven op de vraag. De jongeling vroeg Jezus wat hij moet doen om het eeuwige leven te krijgen. Na een prikkelende wedervraag en een aantal instructies, zegt Jezus:
“…kom daarna hier en volg Mij. Dan zult u rijk zijn in de hemel.” (Markus 10:21)
Voordat hij te horen kreeg dat hij Jezus dient te volgen, moest de rijke jongeling kennelijk eerst de kans krijgen om te beseffen Wie het dan is die hij zou volgen. Want ook de opdracht om Jezus te volgen kan worden vergeleken met de reactie die de mens moet hebben op God. Een reactie die luid resoneert door het Oude Testament: Volg alleen God.
Want behalve de stelling dat alleen God goed is, kunnen we even kort zijn over de Bijbelse opdracht om alleen God te volgen:
“Volg alleen de Here, uw God, en heb ontzag voor Hem, gehoorzaam alleen zijn geboden. Dien alleen Hem en houdt u aan Hem vast.” (Deuteronomium 13:4)
We zien dus dat Jezus in alle gevallen juist bevestigt God te zijn en dit nergens ontkent. Dit in tegenstelling tot hetgeen critici beweren.
Jezus wilde zijn gesprekspartner drie dingen laten beseffen:
- Dat Hij inderdaad goed is;
- dat Hij daarom God is en;
- dat de jongeling Hem moet volgen, precies zoals in het Oude Testament wordt gezegd over de Enige ware God.
Soortgelijke ondervragingen
Er zijn nog genoeg andere “Socratische ondervragingen” in Jezus’ bediening te vinden. We hoeven dan ook niet ver te zoeken om een soortgelijke dialoog aan te treffen. Vrijwel direct na het gesprek met de rijke jongeling stuit Jezus op een verzoek van twee discipelen:
“Jakobus en Johannes, de twee zonen van Zebedeus, kwamen naar Jezus en zeiden: ‘Meester, we willen iets van U vragen.’ Hij zei: ‘Wat willen jullie dat Ik voor jullie doe?’ Ze zeiden tegen Hem: ‘Mogen wij alstublieft links en rechts naast U zitten wanneer U Koning geworden bent?’ Maar Jezus zei tegen hen: ‘Jullie weten niet wat jullie vragen. Kunnen jullie doen wat Ik moet doen? Kunnen jullie doormaken wat Ik moet doormaken?’ Ze zeiden tegen Hem: ‘Dat kunnen wij.’ Jezus zei tegen hen: ‘Jullie zullen hetzelfde doormaken als Ik en doen wat Ik moet doen. Maar Ik kan jullie niet beloven dat jullie naast Mij zullen zitten. Die plaatsen zijn voor de mensen voor wie die plaatsen bestemd zijn.'” (Markus 10:35-40) [2]
Wederom beantwoordt Jezus een vraag met een wedervraag en wederom lijkt het (na een oppervlakkige lezing) alsof Hij hiermee wil ontkennen wat er wordt beweerd. Maar wat doet Jezus? Hij geeft ze gelijk. Alleen, legt hij daar wel bij uit dat Hij, beter dan de discipelen zelf, begrijpt welke betekenis schuilgaat achter hun bewering. Het feit dat Jezus dit keer meer toelichting geeft bij zijn instructies, is omdat dit zijn gewoonte was wanneer hij sprak tot Zijn discipelen. De reden dat Jezus in meer cryptische taal sprak tot andere mensen, is omdat het oordeel anders nog groter is wanneer zij alles begrijpen terwijl ze niet accepteren wat er wordt gezegd door Jezus (zie Mattheus 13).
Hoe dan ook, we lezen hoe Jezus de discipelen wilde laten beseffen dat ze niet volledig weten wat ze zeggen en Hij doet dat middels het stellen van een niet-ontkennende wedervraag.
Davids zoon en Heer
Een ander relevant voorbeeld is het gesprek dat Jezus met de Farizeeën had over de Messias. Jezus vraagt hen: “Wiens zoon is de Messias?”, waarop zij antwoorden: “Davids zoon”. Met deze vraag onthult Jezus dat de Farizeeën niet goed begrepen wat de aard is van de Messias. Jezus vervolgt namelijk door te zeggen:
“Hoe kan David Hem dan door de Geest zijn Here noemen, als hij zegt:
‘De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb.’
Indien David Hem dus Here noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn? En niemand kon Hem daarop iets antwoorden en evenmin durfde iemand van die dag af Hem meer iets vragen.” (Mattheus 22:41-46)
Naast het feit dat Psalm 110, waar Jezus met dit citaat naar verwijst, aantoont dat de Messias niet slechts een mens is (vers 1) en al voor David bestond, wordt het ook duidelijk dat Jezus hier leert over de Heilige Geest die David aanstuurde om dit op te schrijven. Hiermee kon Jezus de Farizeeën wijzen op hun eigen misvatting omtrent de Messias die veel meer blijkt te zijn dan slechts een mens.
Resumerend
De bewijzen laten zien dat Jezus nergens zegt dat Hij God niet is. Dat terwijl critici dikwijls eisen dat christenen laten zien waar Jezus letterlijk zegt “Ik ben God, aanbid mij“. Kennelijk verlangen ze dit niet voor hun eigen claims.
- We hebben laten zien dat Jezus een scherpe wedervraag stelt die de rijke jongeling, samen met alle lezers van de Bijbel, uitlokt tot het nadenken over zijn woorden: “Is daadwerkelijk alleen God goed? Zo ja, noemde ik dan zojuist een man God?” Deze manier van denken opent namelijk vele deuren naar de andere feiten waarmee Jezus laat zien dat Hij God moet zijn en niet slechts een profeet: Zijn vergeving van zonden, Zijn oordeel over de wereld, Zijn zondeloosheid, de aanbidding die Hij accepteerde, Zijn eenheid met de Vader.
- We hebben laten zien dat Jezus zichzelf goed noemt als Hij zegt dat hij “de goede herder” is. Dus waarom zou hij moeite hebben met de titel “goede meester”?
- We hebben laten zien dat God en de Messias beide herhaaldelijk als herder worden aangemerkt in het Oude Testament.
- We hebben laten zien dat Jezus ook in andere gesprekken een wedervraag stelt waarmee hij de suggestie lijkt te wekken dat de ander op een verkeerd spoor zit. Maar dan blijkt dat Jezus niet ontkent wat er gezegd wordt, Hij geeft er slechts de volle betekenis aan, om zo inzichten te verschaffen.
- We hebben laten zien dat Jezus met een scherpe vraag aan de Farizeeën laat zien dat Hij de Messias is die ouder is dan David en tevens zijn Heer is, ondanks dat hij ook uit zijn nageslacht komt vanuit zijn menselijkheid. Hij weerlegt de Farizeeën dus in hun gedachte dat de Messias slechts een mens zal zijn en niets meer dan dat.
Voetnoten
[1] Voor mensen die onervaren zijn met de Bijbel en deze passage hebben opgezocht, kan dit vers enige verwarring opleveren aangezien er staat dat God David zal aanstellen als herder. Echter, David leefde allang niet meer toen deze profetie werd gegeven. De enige juiste interpretatie is hier dat dit verwijst naar de Messias, die vaak als het David-type werd aangeduid. Tevens is er in de Joodse traditie dikwijls geen onderscheid tussen een historische persoon en iemand die in zijn geest en macht verschijnt (zie: Cambridge Bible for Schools and Colleges).
[2] Jezus zegt hier niet dat Hij er niet over gaat. In de volgende verzen legt hij namelijk uit dat de gelovigen uiteindelijk zelf bepalen welke plek zij in de Hemel zullen bemachtigen. En dat doen ze door de mate van dienstbaarheid die zij hebben gegeven aan hun medemens. In Markus 10:35-40 lezen we: “Jezus riep hen bij Zich en zei: ‘Jullie weten dat de machthebbers in de wereld de bevolking onderdrukken. Zij maken misbruik van hun macht. Maar onder jullie moet het anders gaan. Wie groot wil zijn, moet jullie dienaar worden. En wie de voornaamste wil zijn, moet ieders slaaf worden. Want zelfs Ik, de Mensenzoon, ben niet gekomen om Mij te laten dienen. Nee, ik ben gekomen om te dienen en mijn leven te geven als losgeld voor velen.'”