Inleiding
Deuteronomium 18 (een profeet zoals Mozes)
Deuteronomium 33 (gekomen van Sinaï)
Jesaja 29 (de ongeletterde profeet?)
Hooglied 5 (de naam van Muhammad?)
Mattheus 21:42-44 (een volk dat wel vrucht zal dragen)
Johannes 14-16 (de Parakletos)
Laatste strohalm voor moslims
Inleiding
We horen vaak van moslims dat de Bijbel die wij vandaag de dag hebben niet het woord van God is. De meningen lopen nogal uiteen, afhankelijk van de moslim die je spreekt, in hoeverre de moslim denkt dat de Bijbel veranderd is. Echter, als we naar de Koran kijken, zien we dat de Koran nergens zegt dat de Thora en Evangelie zijn veranderd. Sterker nog, de Koran gaat er juist vanuit dat de Thora en Evangelie in tact zijn in de dagen van Muhammad. De Koran beroept zich namelijk meerdere keren op de Thora (2:41, 2:101, 6:91) en het Evangelie (5:46-47, 10:94) en spreekt alsof deze boeken gewoon nog in tact zijn, wat helemaal nergens op zou slaan als die boeken corrupt waren geweest.
Het beste bewijs dat de Koran spreekt over de Thora en Evangelie alsof ze nog authentiek zijn is het feit dat de Koran nadrukkelijk naar deze boeken verwijst, zeggende dat er profetieën over Muhammad in te vinden zijn. In Soera 7:157 staat er namelijk het volgende:
die de gezant, de ongeletterde profeet volgen, die zij bij zich in de Taura en de Indjiel beschreven vinden. Hij gebiedt hun het behoorlijke en verbiedt hun het verwerpelijke en hij staat hun de goede dingen toe en verbiedt hun de onbetamelijke dingen. Hij neemt hun de last en de boeien af die op hen rustten… (Soerat Al-Aa’raaf)
Hier zien we dus dat de Koran duidelijk zegt dat wij Muhammad, de profeet van de Islam, kunnen vinden in de Taura (Thora) en Indjiel (Evangelie) die bij ons is. Tenzij de auteur van de Koran geen problemen heeft zich te beroepen op een onbetrouwbare bron, kunnen we er gerust van uitgaan dat de Koran gewoon de authenticiteit van de Bijbel (in ieder geval de Thora en Evangelie), zoals we die nu hebben, onderschrijft.
Het probleem voor moslims begint echter al bij het feit dat de auteur van de Koran de moslims volledig in het duister doet tasten en nooit de moeite neemt om even te vertellen waar men nou precies Muhammad zou moeten vinden. Moslims zijn dus volledig op zichzelf aangewezen en gedwongen om hun theologische GPS te activeren en zelf door de Bijbel te ploegen en zelf plekken aan te wijzen om Koran 7:157 stand te doen houden. Dit heeft geleid tot eeuwen van puur giswerk en dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat moslims een aantal plaatsen in de Bijbel hebben aangewezen waarvan wordt beweerd dat deze over Muhammad gaan.
Moslims hebben in die 1400 jaar een aantal vermeende profetieën over Muhammad aangewezen in de Bijbel. Een paar daarvan komen uit de Profeten en Geschriften, wat wel de Bijbel is maar niet de Thora en het Evangelie, terwijl de Koran duidelijk spreekt over de Thora en Evangelie. Laten we kijken naar de meest gangbare vermeende profetieën uit de Thora, het Evangelie, de Profeten en Geschriften die worden gebruikt als gaande over Muhammad, waarbij we deze stuk voor stuk ontkrachten.
Deuteronomium 18
15 Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de Here, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren. 16 Juist zoals gij van de Here, uw God, gevraagd hebt op Horeb, op de dag der samenkomst, toen gij zeidet: Ik wil niet langer de stem van de Here, mijn God, horen en dit grote vuur niet langer zien, opdat ik niet sterve. 17 Toen zeide de Here tot mij: Het is goed, wat zij gesproken hebben; 18 een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied.
We lezen hier dat er een profeet als Mozes aan de Israëlieten wordt beloofd. Moslims beweren dat dit een profetie over Muhammad is omdat:
- De profeet “als Mozes” zou zijn
- De profeet uit de broeders van de Israëlieten zou komen
Dat de profeet “als Mozes” zou zijn, sluit volgens Moslims precies aan bij Muhammad. Moslims hebben hiertoe een boel criteria verzonnen: Mozes had een vader en een moeder, Mozes bracht een wet, Mozes werd eerst verworpen door zijn volk, Mozes stichtte een nieuwe religie, etc. Maar het probleem voor moslims is dat de Bijbel zelf de criteria geeft voor een profeet als Mozes en dus dienen we te kijken wat de Bijbel als criteria bepaald heeft, niet wat moslims selectief verzonnen hebben. In Deuteronomium 34 lezen we het volgende:
10 Zoals Mozes, dien de Here gekend heeft van aangezicht tot aangezicht, is er in Israël geen profeet meer opgestaan – 11 getuige al de tekenen en wonderen, die de Here hem heeft opgedragen te doen in het land Egypte aan Farao, aan al zijn hovelingen en aan zijn gehele land, 12 en getuige al het machtsbetoon en al de schrikwekkende, grote daden, die Mozes ten aanschouwen van geheel Israël gewrocht heeft.
De profeet als Mozes moet dus aan twee criteria voldoen:
- Hij is iemand die direct met God spreekt, van aangezicht tot aangezicht
- Hij moet tekenen en wonderen doen
Aangaande criterium nummer 1 kunnen we kort zijn: Muhammad heeft nooit met Allah gesproken en nooit direct met Allah in contact gestaan. Zijn openbaringen kreeg hij zogenaamd door van de engel Gabriel. Aangaande criterium nummer 2: Muhammad deed geen wonderen volgens de Koran. Allah zegt in de Koran dat hij Muhammad geen enkel teken geeft om te doen behalve de Koran. De Koran is het enige teken dat Muhammad krijgt, volgens Allah zelf:
10:20 En zij zeggen: “Waarom is er niet een Teken aan hem neergezonden van zijn Heer.” Zeg dan: “Voorwaar, het onwaarneembare behoort slechts aan Allah. Wachten jullie dan, waarlijk, ik ben met jullie één van de wachtenden.” (Soerat Yoenoes)
13:7 En degenen die ongelovig zijn, zeggen: “Waarom is er geen Teken van zijn Heer naar hem (Mohammed) neergezonden?” Voorwaar, jij bent slechts een waarschuwer en voor elk volk is er een leider (Profeet). (Soerat Ar-Ra’d)
29:50 En zij zeiden: “Was er maar een Teken (wonder) van zijn Heer aan hem gezonden?” Zeg: “Voorwaar, de Tekenen zijn slechts bij Allah. En voorwaar, Ik ben slechts een duidelijke waarschuwer.” 51 Is het voor hen niet voldoende dat Wij aan jou het Boek hebben neergezonden, dat aan hen wordt voorgedragen? Voowaar, daarin is zeker barmhartigheid en een vermaning voor een volk dat gelooft. (Soerat Al-Ankaboet)
Muhammad voldoet dus niet aan de criteria die door de Bijbel zelf worden voorgedragen voor de ‘profeet als Mozes’.
Hoe zit het dan met het criterium dat de ‘profeet als Mozes’ uit de broeders van de Israëlieten zou komen? Moslims beweren dat de aanduiding “uit uw broeders” in Deuteronomium 18:18 slaat op de Arabieren, die uit Ismaël zouden komen, die een broer was van Izaak en zo zijn Arabieren dus broeders van de Joden. Zij wijzen dan naar Deuteronomium 2:4 als bewijs dat het woord “broeders” niet perse hoeft te verwijzen naar Israëlieten, maar ook naar andere volken die gerelateerd zijn aan de Israëlieten. Maar als wij kijken naar de tekst in Deuteronomium 2 dan zien we het volgende:
2 Toen zeide de Here tot mij: 3 gij hebt lang genoeg om dit gebergte heen getrokken, wendt u naar het noorden; 4 gebied het volk aldus: gij gaat nu trekken door het gebied van uw broeders, de zonen van Esau, die in Seïr wonen; die zullen bevreesd voor u zijn.
Het is inderdaad zo dat de term “broeders” niet perse naar Israëlieten verwijst, maar dat weten wij slechts omdat het er expliciet bij staat dat dit naar een ander volk verwijst. Die verwijzing ontbreekt volledig in Deut 18. Met andere woorden, wanneer er geen vermelding staat naar een ander volk buiten Israël om, betekent het woord “broeders” altijd iemand binnen Israël. Wat er ook nog bijkomt is dat de Arabieren nergens in de Bijbel “broeders” van de Israëlieten worden genoemd. Sterker nog, zij worden gewoon als heidenen en vijanden van de Israëlieten beschreven in de Bijbel (Richt 8:24, Psalm 83:6-7) Deze profeet komt dus gewoon, zoals de tekst ook duidelijk zegt, uit het midden van de Joden en niet uit een ander volk.
Moslims willen ook wel eens een beroep doen op Genesis 17, dat uit Ismaël een groot volk zou komen. Hieruit verstaan moslims dat dit betekent dat uit Ismaël een volk zal voortkomen dat grootse dingen zal doen. Maar de Bijbel, anders dan de Koran, bevat wel context en geeft zelf aan wat er bedoeld wordt met deze uitspraak.
In Genesis 17:20 legt God uit wat hij daarmee bedoelt: Twaalf vorsten zullen uit Ismaël voortkomen.
Deze belofte is vervuld in Genesis 25:12-16 waar de Bijbel zegt “Dit waren de zonen van Ismaël, dit waren hun namen – TWAALF STAMVORSTEN, elk met hun eigen nederzetting en hun eigen tentenkamp”. God heeft een belofte gedaan in Genesis 17 en die belofte is netjes ingewilligd in Genesis 25. Dat is Ismaël’s “groot volk”!
Dit alles in bij elkaar genomen, moeten we concluderen dat Deuteronomium 18 dus niet over Muhammad gaat.
Deuteronomium 33
1 Dit is de zegen, waarmede Mozes, de man Gods, de Israëlieten vóór zijn sterven gezegend heeft. 2 Hij zeide: De HERE is gekomen van Sinai en over hen opgegaan uit Seïr; Hij is in lichtglans verschenen van het gebergte Paran en gekomen uit het midden van heilige tienduizenden; aan zijn rechterzijde zagen zij een brandend vuur.
Een ieder die de tekst gewoon leest ziet dat dit over de God van Israel gaat. Waarom moslims deze profetie op Muhammad toepassen is zeer de vraag, tenzij men wil beweren dat Muhammad de God van Israel is. Moslims zien de naam Paran, waar Ismaël ging wonen (zie Genesis 21:21) en een overeenkomst met de 10.000 moslims waarmee Mecca werd veroverd. Moslims zien ook een verwijzing naar de zogenaamde drie grote profeten. Volgens deze redenatie slaat Sinai op Mozes, Seir op Jezus en Paran op Muhammad. Ten eerste heeft Seir niets met Jezus te maken, want Seir ligt in Edom, het land van de kinderen van Esau. Ten tweede, spreekt de tekst over tienduizenden (meervoud van tienduizend), niet tienduizend dat volgens moslims zou verwijzen naar het aantal man dat samen met Muhammad Mecca veroverde. Ten derde: dit is een loflied van Mozes aan God. Een gewone terugblik van de reis van Israël vanuit Egypte: zij trokken naar de Sinai (Exodus 19) waar God aan het volk verscheen, gingen naar Paran (Numeri 10) waar God aan hen verscheen in een kolom van vuur en hun weg verlichtte en zij trokken door Seir (Deut 2). That’s it! Dus absoluut geen profetie over Muhammad.
Jesaja 29
9 Verbaast u en weest verbaasd, verblindt u en weest blind, – zij zijn dronken, maar niet van wijn; zij waggelen, maar niet van bedwelmende drank –. 10 Want de HERE heeft een geest van diepe slaap over u uitgestort en Hij heeft uw ogen, de profeten, toegesloten en uw hoofden, de zieners, omhuld. 11 Zo werd het gezicht van dit alles voor u als de woorden van een verzegeld boek, dat men aan iemand geeft, die lezen kan, terwijl men zegt: Lees dit eens; maar hij antwoordt: Ik kan niet, want het is verzegeld. 12 Of het boek wordt gegeven aan iemand die niet geleerd is, terwijl men zegt: Lees dit eens; maar hij antwoordt: Ik ben niet geleerd. 13 En de Here zeide: Omdat dit volk Mij slechts met woorden nadert en met zijn lippen eert, terwijl het zijn hart verre van Mij houdt, en hun ontzag voor Mij een aangeleerd gebod van mensen is,
Van deze tekst zeggen moslims dus dat vooral vers 12 sterk doet denken aan Muhammad in de grot van Hira waar hij zijn eerste openbaring kreeg (en waarbij hij door de “enge” behoorlijk te grazen werd genomen en iets moest lezen en zei dat hij niet kon lezen. Maar wederom moeten we concluderen dit een zeer foutieve lezing is en meer gebaseerd is op wishful thinking dan een daadwerkelijk begrip van de tekst. Het stuk gaat namelijk over Gods oordeel over Israël en sommige van haar valse profeten en zieners. God zal ze een dwaalgeest sturen dat zij niet zullen kunnen zien wat God in hun midden doet. Zodanig zal de dwaling zijn dat zelfs de geleerden niet in staat zullen zijn om te doorgronden wat God aan het doen is. Dit gaat dus over geleerde en ongeleerde Israëlieten die het verzegelde boek niet kunnen lezen. Dit gaat niet over een profeet die iets niet kan lezen.
Sterker nog, het is juist deze tekst dat door de Heer wordt aangehaald om zijn oordeel over de religieuze leiders in zijn dagen uit te spreken als degenen die het volk doen dwalen en over hen zegt dat zij menen God te dienen, maar in werkelijkheid ziet God ze voor wat ze werkelijk zijn:
Mattheüs 15:7 Huichelaars, terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, zeggende:
8 Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. 9 Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.
Hier zien we dat Jezus zelf naar die passage verwijst om de huichelaars te ontmaskeren. Moslims verklaren dus eigenlijk hun profeet als een veroordeeld man die een valse profeet is van een volk dat meent God te dienen, maar alleen maar aan lippendienst doet. Ik denk echter niet dat dit hun bedoeling was.
Hooglied 5
16 Zijn verhemelte is enkel zoetheid, en alles aan hem bekoorlijkheid. Zó is mijn geliefde, zó is mijn vriend, dochters van Jeruzalem.
Dit is een van de meest gebruikte vermeende profetieën die moslims gebruiken om te bewijzen dat Muhammad bij naam en toenaam wordt genoemd in de Bijbel. Dit bijzonder zwakke argument werd populair gemaakt door wijlen Ahmed Deedat, die geen Hebreeuws kon. Vers 16, waar men dan over het woord “mahamadim” (מחמדים) begint, wordt dus als een verwijzing gezien naar de naam van Muhammad (מחמד). Dit lijkt op het eerste gezicht heel plausibel, als je niet bekend bent met de Hebreeuwse taal. (Maar let op: Moslims hebben er een handje van om de klinkers te veranderen en het uit te spreken als “MUhammadim”, alleen dat klopt niet! Het is “MAhamadim” of “MACHamadim”).
Moslims beroepen zich op de 3 letterige stam van het Hebreeuwse woord h-m-d, dat lief, aardig, begeerlijk betekent. Moslims maken hier echter doorgaans een boel fouten die even op een rijtje moeten worden gezet:
- Moslims geven aan dat het woord “mahamadim” van dezelfde stam (h-m-d) als de naam Muhammad komt en dus naar Muhammad verwijst. Maar dat zegt behoorlijk weinig. Er zijn vele woorden en namen die dezelfde stam hebben. Je zou zelfs de naam van moslim apologeet Shabir Ally in de Bijbel kunnen vinden op deze manier. Shabir (שביר) heeft bijvoorbeeld dezelfde stam als het woordje shabar (שבר), wat breken betekent. In Exodus 23:24 wordt er dan (volgens dezelfde onzinnige redenering) over een profeet gesproken die monotheïsme zal brengen en Shabir zal heten, want er staat geschreven “Gij zult u niet nederbuigen voor hun goden noch hen dienen en gij zult niet doen naar hun werken, maar gij zult ze volkomen vernielen en hun gewijde stenen zult gij geheel verbrijzelen (shaber- שבר).” Shabir Ally zou dit echter nooit erkennen als zijnde een profetie over zichzelf, noch zou er ook maar een moslim zijn die dit als een profetie zou zien over Shabir Ally, maar waarom denken zij dan dat dit over Muhammad gaat als dezelfde, volgens hen, legitieme methode gehanteerd wordt?
- Moslims opereren naar het motto “als het ernaar klinkt of eruit ziet dan is het hetzelfde”. Denken dat je woorden die op elkaar lijken uit twee verschillende talen aan elkaar kan koppelen is absurd en dat weet iedereen die meer dan 1 taal spreekt. Vooral als die woorden verschillende betekenissen hebben in die twee betreffende talen, wat het geval is met het Hebreeuwse h-m-d (lief zijn/verlangen) en het Arabische h-m-d (prijzen). We hoeven alleen al te kijken naar het Arabisch woordje akbar (grootst – alif-kaf-baa-ra) en het Hebreeuws woordje akhbar (muis – alef-kaf–beet-resh). Wanneer moslims dus “Allahu Akbar” roepen betekent het in het Arabisch “Allah is het grootst” (NIET Allah is groot!). Maar niemand die Hebreeuws spreekt zal ooit denken dat moslims een muis als god hebben. Allahu Akhbar betekent namelijk in het Hebreeuws “Allah is een muis”. Echter, wanneer wij deze methode van moslims hanteren, dan zou dat een valide redenatie zijn en zeggen moslims precies dat: Allah is een muis. Geen enkele moslim zal het hier mee eens zijn natuurlijk, omdat Allahu Akbar nou eenmaal in het Arabisch is ontstaan en in die taal begrepen moet worden. Precies! Hetzelfde geldt voor “mahamadim”.
- Er zijn meerdere plaatsen in de Tenach (het Oude Testament) waar de stam h-m-d wordt gebruikt en niet op een plezante wijze. In Jesaja 64:11 wordt h-m-d vernietigd, in Ezechiel 24:21 wordt h-m-d ontheiligd, in Hosea 9:16 wordt h-m-d door God gedood, etc. Waarom zijn dat geen verwijzingen naar Muhammad, maar Hooglied 5:16 wel als dat woord gebaseerd op de 3 letterige stam h-m-d ook op die plaatsen wordt gebruikt?
- Moslims beweren wel eens dat de uitgang –im, die volgens hen achter de naam “mahamad” staat, een “meervoudsuitgang van respect” betreft. Ook dit argument werd gepopulariseerd door Ahmed Deedat. Moslims beroepen zich hiervoor vaak op het woord “Elohim” dat wordt gebruikt voor God en bestaat uit het woord “eloah” en de uitgang “-im”. Dit principe van “meervoud van respect” bestaat echter niet in de Tenach. Elohim is een woord dat namelijk niet alleen wordt gebruikt voor de God van Israel, maar ook wordt gebruikt voor de afgoden van de andere volken. En er is dus geen sprake van een meervoud van respect naar de afgoden van de volken. Elohim is gewoon een algemene benaming van goden, vaak de God van Israel, en heeft niets te maken met “meervoud van respect”.
- We hebben gezien dat de meervoudsuitgang –im niets te maken heeft met respect. Maar al zou dat wel het geval zijn geweest: de –im uitgang achter een naam, dus de grammaticale constructie naam + im, bestaat helemaal niet in het Hebreeuws. Je zal nergens zo een Hebreeuwse naam vinden. Niet toen en niet nu. In het Jodendom, bijvoorbeeld, is het respect voor geen mens groter dan voor Mozes. Volgens het Jodendom heeft Mozes op de hoogste plateau van inspiratie gestaan dan enig mens voor hem en sinds hem. Maar geen enkele Jood, hoe toegewijd dan ook, zal je horen spreken over “Mozesim”. Niemand noemt Abraham “Abrahamim” of David “Davidim”. En dat is niet omdat zij hen niet genoeg respecteren, maar omdat die Hebreeuwse constructie gewoon niet bestaat al zouden ze willen! Moslims beroepen zich hiermee dus op een in zijn geheel niet bestaande Hebreeuwse constructie om Muhammad in Hooglied 5:16 te kunnen projecteren. En omdat die constructie niet bestaat is het niet mogelijk dat het woord mahamadim refereert naar de naam Muhammad met de –im suffix erachter alsof er respect wordt geuit.
- Om een gevoel te krijgen hoe het in het Hebreeuws klinkt en bedoeld is als poëtische beschrijving van de persoonlijke eigenschappen een de geliefde, zal ik hier even de betreffende zin plaatsen: hiko mamtaqim, wechulo mahamadim. Het betreffende woord mahamadim in Hooglied 5:16 is dus slechts een bijvoeglijk naamwoord. Net zoals “mamtaqim” iets zegt over “hiko” (HIKO mamtaqim, ZIJN MOND is zoet) zegt “mahamadim” iets over “wechulo” (WECHULO mahamadim, HIJ is GEHEEL liefelijk). Het zegt niets over zijn identiteit. Dit is gewoon een poëtische beschrijving van de persoonlijke eigenschappen van de geliefde. Het is dus geen identiteit of naam van een vermeende Arabische profeet.
We zien dus dat Hooglied 5 in de verste verte niet met Muhammad te maken heeft. De conclusie luidt dus als volgt:
- Moslims beroepen zich op niet bestaande Hebreeuwse grammaticale constructies,
- Moslims beroepen zich op niet bestaande principes van meervoud van respect,
- Moslims gebruiken oneigenlijke taalkundige toepassingen,
- Moslims zien een bijvoeglijk naamwoord als een eigennaam
- Moslims zijn inconsequent in hun toepassing van deze twee voorgaande punten, daar zij willekeurig menen dat een geval met h-m-d op Muhammad slaat waar er gunstig wordt gesproken, maar waar er een vernietigend oordeel over h-m-d wordt geveld heeft het ineens helemaal geen toepassing op Muhammad.
Om deze redenen moet de claim van moslim apologeten worden verworpen als zijnde een wanhopige poging om Soera 7:157 van de Koran te kunnen ontdoen van een blunder van de schrijver(s) van de Koran, die blijkt uit het feit dat moslims steevast falen om ook maar iets te vinden in de Bijbel dat kan worden gebruikt dat als een verwijzing naar hun Islamitische profeet.
We hebben de Thora ingekeken en niets gevonden dat naar Muhammad wijst, in tegenstelling tot de bewering van de Koran dat wij Muhammad zouden vinden in de Thora die wij hebben. Ook de profeten boden geen soelaas. Misschien kunnen we hem in het Evangelie vinden.
Matteüs 21:42:44
“42 Daarop zei Jezus tegen hen: ‘Hebt u dit nooit in de Schriften gelezen: “De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden.Dankzij de Heer is dit gebeurd, wonderbaarlijk is het om te zien.”
43 Daarom zeg ik u: het koninkrijk van God zal u worden ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen. 44 Wie over die steen struikelt zal gebroken worden, en iedereen op wie die steen valt zal worden verpletterd.’” (Mattheüs 21)
Moslims citeren dit schrift gedeelte om te bewijzen dat Jezus hier zegt dat het koninkrijk van het huis van Israël wordt weggenomen, dat wil zeggen dat er een einde is gekomen aan deze tendens van gezonden profeten naar het huis van Israël. Want het was tijd geworden om het profeetschap te overhandigen aan een andere natie. En die natie is natuurlijk de Islam. Althans, zo beweren moslims.
Ook dit betreft echter weer een selectieve lezing van de moslimapologeten. Een juiste lezing van de tekst wijst namelijk uit dat Jezus helemaal niet over een volk spreekt buiten Israël om. De tekst zegt namelijk om wie dit gaat en van wie het koninkrijk wordt afgenomen:
45 Toen de hogepriesters en de farizeeën zijn gelijkenissen hoorden, begrepen ze dat hij over hen sprak. 46 Ze wilden hem graag gevangennemen, maar ze waren bang voor de reactie van de volksmassa, daar men hem voor een profeet hield.
De tekst in vers 45 en 46 maakt het duidelijk dat dit niet gaat om het volk Israël, maar om de religieuze leiders. De “natie” die Yeshua hier bedoelt is niet het Arabische volk. Moslims zeggen soms dat het woord “ethnos” dat hier wordt gebruikt vaak op heidenen slaat, terwijl voor het volk Israël het woord “laos” wordt gebruikt. Maar ook deze tegenwerping is niet op waarheid berust. Zo schrijft de apostel Petrus het volgende in zijn eerste brief:
9 Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie (ethnos hagion), een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht. (1 Petrus 2)
Petrus noemt dus de gelovigen die de Messias hebben aangenomen, de eerste Gemeente, een “ethnos hagion”. De samenstelling van deze natie wordt beschreven aan het begin van de brief:
1 Van Petrus, apostel van Jezus Christus. Aan de uitverkorenen die als vreemdelingen verspreid in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bitynië verblijven,
Er wordt dus niets gezegd over een profeetschap dat wordt overgedragen naar de Arabieren. De bewering dat het woord “ethnos” op een volk buiten Israël zou slaan is hiermee ontkracht. En de tekst “En wie op dezen steen valt zal verpletterd worden, en op wien hij valt, die zal hij vermorzelen’ slaat niet op Muhammad of Islam. De tekst komt uit de Psalmen (Oude Testament) en wordt geciteerd in Mattheus 22:42. De steen waar hij het over heeft is dus de steen in het citaat uit de Psalmen. In deze parabel zegt Jezus dat de steen (hijzelf) die de bouwers (de geestelijke leiders van het volk Israël, en dus de farizeeërs en de priesters) hebben verworpen uiteindelijk de hoeksteen (en dus de belangrijkste steen van een gebouw) zal blijken te zijn.
Jezus had het in Matteüs 21 dus tegen de religieuze leiders van die dag. Zij weerhielden mensen ervan het koninkrijk binnen te gaan en daarom werd het hen afgenomen (zie ook Matteüs 23:13) en aan anderen gegeven die het koninkrijk wel op waarde wisten te schatten. De religieuze leiders wisten dat Hij het over hen had. Dit kan dus niet over Muhammad gaan, omdat hij er toen niet was om afgekeurd te worden. Jezus is wel door hen afgewezen en dus kan deze tekst alleen maar op Hem worden toegepast en niet op iemand waarvan men geen enkel benul had. Dus, als we de Bijbel zichzelf laten uitleggen komen we tot een hele andere conclusie dan de moslim, die dat expliciet niet doet om subjectieve redenen die duidelijk mogen zijn. Doet de Moslim dat namelijk wel, dan blijft er niets over van de Islam, omdat er nu eenmaal niets (positiefs) over de Islam wordt gezegd.
De Parakletos – Johannes 14-16
Misschien wel de meest gangbare vermeende profetie over Muhammad die door moslims aanwijzen, is de belofte die Jezus aan zijn discipelen doet in Johannes 14-16. Hier doet Jezus zijn discipelen de belofte dat hij, wanneer hij heengaat, een andere Trooster of Helper (in het Grieks: “Parakletos”) zal sturen. Volgens moslims gaat deze belofte over Muhammad. Maar dat is om verschillende redenen onmogelijk. Ik zal de teksten van Johannes 14-16 één voor één nagaan en het zal langzaam maar zeker duidelijk worden dat dit onmogelijk over Muhammad kan gaan. Ook zal ik de vervolgargumenten van moslims behandelen.
15 Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. 16 En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, 17 de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn. (Johannes 14)
Op welke manier kan dit op Muhammad slaan? Jezus zegt dat de Trooster door de Vader zal worden gezonden op zijn verzoek om tot in eeuwigheid bij hen te zijn. Let wel: De Trooster wordt door Jezus aan de discipelen beloofd! Wanneer is Muhammad ooit aan de discipelen verschenen, laat staan voor eeuwig bij hen gebleven?
De Trooster wordt ook “de Geest der waarheid” genoemd, die de wereld niet kan waarnemen. Muhammad is geen “Geest der waarheid” en de wereld kon hem prima zien. Muhammad past dan ook op geen enkele wijze in deze beschrijving. Jezus gaat verder:
25 Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf; 26 maar de Trooster, de heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb. (Joh 14)
Hier wordt de Trooster duidelijk en expliciet geïdentificeerd als de Heilige Geest. De Heilige Geest zal door de Vader worden gezonden in Jezus’ naam en zal alles wat hij gezegd heeft aan de discipelen uitleggen. Hier dan een paar vragen die de moslim zal moeten beantwoorden:
- Op welke manier is Muhammad “de Heilige Geest”?
- Als moslims willen beweren dat de Heilige Geest op Gabriel slaat, om zo toch de link naar Muhammad te forceren, wanneer is Gabriel dan aan de discipelen verschenen?
- Was Muhammad in Jezus’ naam gestuurd?
- Heeft Muhammad de discipelen alles uitgelegd wat Jezus ze gezegd heeft?
Jezus zegt ook het volgende over de Trooster:
26 Wanneer de Trooster komt, die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest der Waarheid, die van de Vader uitgaat, zal deze van Mij getuigen; 27 en gij moet ook getuigen, want gij zijt van het begin aan met Mij.
Hier zegt Jezus dat Hijzelf de Trooster zal zenden. Als moslims nog steeds willen beweren dat dit over Muhammad gaat moeten ze één ding realiseren: Deze tekst zegt dat Jezus de God van Muhammad is. Moslims zijn namelijk van mening dat God Muhammad gezonden heeft. Als Muhammad dus de Trooster is waar Jezus het over heeft, en Jezus is degene die de Trooster zendt, dan heeft Jezus Muhammad gezonden en dus is Jezus de God van Muhammad. Ook hier maken de moslims het zichzelf onmogelijk.
Als laatste zegt Jezus het volgende over de Trooster:
7 Doch Ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden. 8 En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel; 9 van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; 10 van gerechtigheid, omdat Ik heenga tot de Vader en gij Mij niet langer ziet; 11 van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is.
12 Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen; 13 doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. 14 Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen. 15 Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u verkondigen.
Hier wordt echt heel veel gezegd en heeft de moslim dan ook heel veel uit te leggen. Maar om te ervaren hoe absurd het is om Muhammad als de Trooster te zien, wil ik een experiment voorstellen: vervang dan in de volgende lijst “de Trooster” met “Muhammad”. Jezus zegt hier:
- De Trooster komt tot de discipelen
- Jezus stuurt de Trooster
- De Trooster zal de discipelen naar de volle waarheid leiden
- Wat de Trooster zal verkondigen heeft hij van Jezus
- De Trooster zal Jezus verheerlijken
- De Trooster bevestigt dat ALLES wat de Vader toebehoort van Jezus is
Heb je het experiment gedaan? Op welke manier heeft Muhammad dit ooit gedaan of geleerd?
Moslims willen wel eens tegenwerpen dat de Heilige Geest niet de Trooster kan zijn omdat Jezus zei “indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen” terwijl de Heilige Geest al aanwezig was. Welnu, de Geest was weliswaar aanwezig, maar nog niet aan de discipelen gegeven! En dat is wat Jezus bedoelt wanneer hij zegt de Trooster kan “niet tot u komen”. Want nadat Jezus was opgestaan bereidde hij hen voor op het ontvangen van de Heilige Geest wanneer er staat geschreven “En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de heilige Geest” (Johannes 20).
Ook hebben we al gezien dat de Trooster aan de discipelen moest verschijnen en niet 600 jaar later. De Geest is de Trooster van de discipelen. Wij lezen namelijk het volgende in Handelingen 9:31:
De gemeente dan door geheel Judea, Galilea en Samaria had vrede; zij werd opgebouwd en wandelde in de vreze des Heren, en zij nam in aantal toe door de bijstand van de heilige Geest.
We zien hier dat het niet iemand is die 600 jaar later de Gemeente van gelovigen bijstond, maar dat het de Geest is geweest, zoals Jezus dat beloofd had. Weet je nog wat het Griekse woord was voor de Trooster? Parakletos, juist! Als we de Griekse tekst van Handelingen 9:31 bekijken zien we dat het woord voor de “bijstand” van de Heilige Geest het woord “paraklesei” is. Dit is dus exact hetzelfde woord dat Jezus gebruikt voor de Trooster en geeft duidelijk aan, voor zover het nog niet al duidelijk was, dat de Heilige Geest de Trooster/Helper was die de Gemeente van gelovigen bijstond/hielp.
Moslims herhalen ook vaak het door de moslim apologeet Ahmed Deedat populair gemaakte argument dat de vele verwijzingen naar een “hij” en “hem” geen verwijzing naar de Heilige Geest kan zijn, maar perse naar een mens, een man, moet verwijzen. Maar dit toont een onbekendheid met Bijbelse terminologie en aanduidingen aan. De Geest wordt namelijk veelvuldig met “hem” en “hij” aangeduid in het Nieuwe Testament.
Zo lezen we in 1 Corinthiërs 12:11:
11 Doch dit alles werkt één en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil.
En in Hebreeën 10:15 lezen wij:
15 En ook de heilige Geest geeft ons daarvan getuigenis, 16want nadat Hij gezegd had…
Deze tegenwerping is dus compleet ontoereikend als reden om te denken dat hier niet de Geest zou kunnen worden bedoeld.
Moslims willen wel eens tegenwerpen dat de tekst veranderd is en beweren dat het Grieks origineel Periklytos was, wat geprezene betekent, wat weer overeenkomt met Ahmad (wat geprezene betekent), en niet Parakletos. Het probleem hiervan is dat er niet één Grieks manuscript te vinden is dat Periklytos daar heeft staan. Nul komma nul. De Griekse manuscripten lezen allemaal hetzelfde en zeggen allemaal Parakletos. En dus is ook dit excuus ontoereikend om de Koran te redden van de basisloze claim dat Muhammad in de Bijbel wordt voorspeld. Tenzij moslims willen beweren dat Allah zijn boodschap op de slechts mogelijke manier heeft bewaard. Zo slecht dat het nergens meer te vinden is.
Laatste strohalm voor moslims
Wij hebben zojuist naar de teksten gekeken die moslim apologeten vaak aanhalen als voorzeggingen over Muhammad en hebben geconcludeerd dat deze teksten onmogelijk over de Islamitische profeet kunnen gaan. Moslims proberen wel eens onder het probleem vandaan te komen dat de Koran over de Bijbel spreekt door te beweren dat de Koran spreekt over de Indjiel (enkelvoud), maar wij hebben echter 4 Evangeliën. En dus bedoelt de Koran, volgens hen, de Evangeliën niet die wij hebben. Maar dat is natuurlijk een misverstand van een simpel feitje: Wij hebben niet 4 Evangeliën, maar 4 verslagen van het enige Evangelie. Dus dat de Koran spreekt over een Indjiel (enkelvoud) wil niet zeggen dat het over een andere Evangelie spreekt dan wij hebben.
Een ander punt waarmee moslims het probleem vaak proberen te verhelpen, is door te beweren dat de originele Injiel en Taurat niet de Thora en Evangelie zijn die we vandaag hebben. Maar de Koran spreekt over de Thora en Evangelie dat de mensen in de tijd van Muhammad hadden. Wij hebben echter manuscripten van de Thora van voor de tijd van Muhammad die overeenkomen met wat wij nu hebben. Ook hebben we manuscripten van de Evangeliën van voor-, tijdens- en na Muhammad, die overeenkomen met wat wij vandaag hebben. Dus de Koran moet het wel over de Thora en het Evangelie hebben die wij vandaag hebben.
Het maakt dus niet uit waar we kijken, we kunnen de profeet van de Islam, Muhammad, niet terugvinden in de Bijbel zoals de Koran onterecht beweert. Elk van de door moslims aangereikte argumenten voor Muhammad of tegen de Geest als de Parakletos, et cetera, schieten ernstig tekort. Daardoor kunnen we dan ook geen andere conclusie trekken dan dat de Koran verworpen moet worden als een onwaar boek dat zich op de Bijbel beroept, maar de Bijbel tegelijkertijd tegenspreekt.
Gods Zegen voor een ieder die dit artikel leest. Met dank aan de Heer,
die alle dingen mogelijk maakt.
In Jezus Naam.
Deo Volente NL